maandag 1 september 2025

Bestemming

Toen hij ’s avonds thuis kwam van zijn werk,
Vond hij een vaatwasser in de gang. In de doos.
Geen berichtje erbij, niets, hij wist van niks.
Op de vensterbank heupwiegde een kerstman,
Hij zette ‘m uit, en zocht naar zijn telefoon,
Wat gebeurde er hier, als hij er niet was, in zijn huis?

Hij boekte een snel een hotel, en startte zijn auto.
Net na de rotonde zag hij in het lamplicht een wolf.
Hij gaf gas, hij moest hier snel vandaan.
In het hotel trof hij in zijn kamer een babybedje,
Een misverstand, of was dit weer een vaag teken?

Naast het hotel bevond zich een lege kapperszaak
Hij zag de rij nutteloze wasbakken, bloedrood droop
De graffiti over de ramen, de buurt was niet best,
Dat verklaarde ook de lage kamerprijs, wist hij. 

Op het Marktplein schreeuwde een zwerfster,
Hij boog al af naar de andere zijde, een terras
Wilde hij, en een glas en rust – en even roken,
Verdwijnen achter een mistgordijn, weg, niet 

Terug naar zijn oude leven waar kerstman
En vaatwasser op hem wachtte – ook doos.
Hij bestelde weer een bier en stak weer
En sigaret op, en blies de rook uit om zich heen. 

De zwerfster hield zich koest, hij hoorde het carillon
Er kwam een rust over hem, de wolf aan het belendende
Tafeltje hief zijn glas, en knipoogde naar hem
Hij wist niet precies wat hij zag, en filmde de boel. 

Misschien moest hij maar weer terug naar huis
Naar werk, of toch eerst maar ‘ns de dokter bellen
Of minder drinken, of een vrouw zoeken, een wending
Geven aan zijn leven: pillen, therapie, een geloof?

Niets wist hij. Hij betaalde het terras, het hotel
En startte zijn auto, hij toetste zijn bestemming in,
Thuis. Hij zou die vaatwasser in de doos laten.
Hij zou die kerstman het zwijgen opleggen