Ja, ook ik heb ooit, met mijn
enkels aan een elastiek,
de sprong van een brug af
gemaakt, de diepte in,
mijn einde in hoge snelheid
tegemoet –
tot ik weer terugveerde: bungeejump.
tot ik weer terugveerde: bungeejump.
Op de foto sprak de
doodsangst uit mijn strakke blik.
Maar de tijdgeest had mij toch
maar mooi gevangen.
Ik zag mezelf terug bij die
tempel, op die bergtop
overkijkend de oude stad, bij
dat strandfeest,
die voortstuwende,
hypnotiserende beat, of waren
dat de pilletjes die de zon
deden opkomen?
Ik was overal waar het boek
zei waar ik moest zijn,
dat barretje, zeker, dat
pension, check, dat feest
op dat strand, was ik bij.
Toen het feest voorbij was,
was ik er trouwens nog, maag,
darmen van streek.
En ook ik heb toen zo’n
tweedehands auto goedkoop
gekocht om daarmee de binnenlanden
te ontdekken.
En ja, dat ding ging na 1200
kilometer kapot. Stonden
we daar met niks anders dan
onze babbel, waar we
dus toen even niks aan
hadden. Achteraf denk ik dat
ik het grootste deel van die
reis al in die depressie
gezeild was. Dus waar ik heen
ging en wanneer, ik
ging gewoon willoos mee in de
flow. Tijd was toen
elastiek en stroop tegelijk.
En de zon scheen toen
de hele tijd, maar ik had er
geen oog voor. Die lichtheid
ging langs mij heen. Ik had
me toen geconcentreerd
op de taal, hoe zeg ik wat,
hoe druk ik mij precies uit?
Het bedrukte me, er vielen
gaten in mijn verdediging.
Ik moest moeite doen voor
ruimte waar ik ademhalen kon.
Het vliegticket voor de
terugweg was een baken waar ik
me aan vastklampte. Dat ik de
aarde zou verlaten
opstijgen, de zwaarte achter me laten. Ik zou naar buiten
opstijgen, de zwaarte achter me laten. Ik zou naar buiten
en naar beneden kijken en
concluderen dat mijn blik
niet verruimd was. Verdwijnen
in de wolken
leek me wel wat, oplossen, nooit
meer landen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten