Je loopt de spoorbrug op, de
loomheid zit in al je gewrichten.
Het was een mooie dag, nu
moet de zon nog ondergaan.
Je wilde naar buiten, de stad
uit. De natuur in. Die last moest
van je schouders. Je wilde rust, je wilde schoonheid.
van je schouders. Je wilde rust, je wilde schoonheid.
Een boot met roeiers vaart onder
je achteruit de rivier af.
Een koppel ganzen wiekt op, je
doorkruist een gezelschap van
dansende muggen. Je daalt de
spoorbrugtrap af en je staat midden
in de wegwerpbarbecues, de
sigarettenpakjes, de wietzakjes,
de snoepwikkels, de
chipszakken, de lachgaspatronen, de peuken,
de hondendrollen,
achtergelaten teenslippers, handdoeken,
tissues, glasscherven,
bierflesjes, opgedroogde plasje kots
met een korstje erop, blikjes
Red Bull, blikjes CocaCola,
Albert Heijn AADrink, Slammers
Energy Drink, Capri Sun
Spa, blikjes Amstel bier en blikjes
Fanta, en als klapstuk,
een volle luier. Je staat in
de uiterwaarden,
je staat in de Ossenweerd, de
urinelucht
bij de trap ontneemt je haast
je adem.
Je kijkt naar de trap. Je
ziet de schilderingen,
de kwartelkoning, het
porseleinhoen, de haas,
de bloemen en het groen. De
verf is nog nat.
Wat moest hier verbloemd, verdoezeld of verkocht?
En langs de A1 zag je de hoge molens staan.
En langs de A1 zag je de hoge molens staan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten