Om een koe in een wei te zijn
is het niet voldoende om
zwart wit
gekleed te zijn. Er is ook de
ooievaar
die loopt daar. Als koe heb
je vier poten
stevig aan de grond. Je hebt
een staart
waarmee je losjes heen en
weer zwiept
Je hebt een tong die lang is
en ruw
en die je kunt krullen, liefst
om een bosje gras
Je beweegt je kaken naar
links en naar rechts
naar links en naar rechts. Je
staart ondertussen
alsof je de eeuwigheid en de
waarheid in pacht hebt
Je heb prachtige wimpers, lang
zijn ze
je bent een dame. Je weet hoe
je je aandacht
verdeelt en hoe je je dag indeelt
verdeelt en hoe je je dag indeelt
Je bundelt een bosje gras en
slikt het door
hup, naar je eerste maag, de
pens
zonder te kauwen. Doe het
maar ‘ns na
Je hebt vier magen: de pens,
lebmaag
boekmaag en de netmaag. Als
je pens vol is
dan boer je het terug, als
een dame, en daar
ga je dan fijn liggend, op
herkauwen, wie doet
je wat? Je bent een koe, en
ligt met de rest van
je kudde, ogenschijnlijk relaxed,
je kudde, ogenschijnlijk relaxed,
maar ondertussen multitaskend,
in de wei,
je blik omfloerst op
oneindig, dat ze je heilig
noemen, dat kun je wel
begrijpen.
Ben je een koe, dan moet je
dagelijks wel dulden
dat de boer je bolle, volle, schommelende,
haast klotsende uier, leegpompt. Maar ja,
haast klotsende uier, leegpompt. Maar ja,
je ligt in zijn wei, staat in
zijn stal, eet zijn eten.
Je loeit, je kucht en je zegt
boe, je bent een koe.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten