Neem ik de strop en de
keukentrap,
of neem ik mijn broodrooster
mee in bad?
Neem ik de trein, de
intercity of de stop?
Of stap ik van de torenflat? En
spat ik dan
op de grond als een tomaatje
uiteen?
Wacht ik tot de herfst en pluk
dan de groene Knolalamiet?
Of schik ik nu een boeketje
Gevlekte Scheerling?
Sluit ik de garage en laat ik
daar de motor lopen?
Of ga ik literair, en leg ik
mijn hoofd in de oven?
Verzwaar ik mijn zakken met
stenen
en loop ik dan ver de rivier
in? Zal ik me met
benzine overgieten en dan
vlammend gaan?
Verzamel ik de pillenstrippen
en spoel
Ik ze op een avond weg met
een fles whisky?
Koop ik een injectienaald en
regel via via een
overdoos van, wat waarschijnlijk
heroïne is,
en spuit me op goed geluk de
eeuwigheid in?
Of duik ik wederom de
illegaliteit in, en koop
in schimmig steegje een
vuurwapen, met munitie
en dat richt ik dan, waar
precies, op mijn hersenpan?
Of rij ik met de auto, gordel
los,
plankgas, mezelf tegen die muur
aan gort?
Snij ik met een mes mijn slagader
in de lies door
en ga ik dan, door de weeë geur
van bloed omringd, naar god?
Kijk, die methodes, de keuze
is groot, maar
daar kom ik wel uit. Waar ik
mee zit
is die verdomde brief, voor
het eind.
Wat moet daarin, wat moet
gezegd, wat is de toon?
Je bent tenslotte toch
dichter, je hebt een blog, bundels,
een stijl, een oeuvre en een
reputatie. Hoe moet
de aanhef luiden, welk font,
hoeveel punts, hoeveel
grams het papier? Welke
regelafstand voor dat finaal adieu?
En dan, wat moet gezegd? Over
wat? Over wie?
Hou je niets achter, of neem
je toch alles mee?
En moet er nog, dit is tenslotte
het nu, een playlist bij?
Een slideshow, een filmpje,
een facebookdingetje?
Nee, dat leven hier is zo gek
nog niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten