Er
is die tuin, in het midden van de zomer. Daar op de achtergrond, is die kerk,
veel te groot voor dit gehuchtje. De kerk was als filmdecor gebruikt, dat
begreep je gelijk. Je zag de kerk, je zag de gieters op de begraafplaats
ernaast. Je hoort in je hoofd een psalm. Je ziet de zwartgeklede stoet. Naast
de tafel in de tuin is die hond die wacht tot die bal wordt weggegooid. Je
maakt een schijnbeweging, je gooit, je gooit weer. Op die tafel een gestage
fles wijn en een stapel boeken. Je hoort de buren ruzie maken: geef me godverdomme je pincode! Er wordt
besloten de politie te bellen. Enfin, zij ging weg met de ambulance natuuren hij werd
met de handboeien om afgevoerd. Dag buurman! De hele buurt liep uit. Waar was
je gebleven? We prijzen ons geluk. Je nichtje holt met een fototoestel achter
een vlinder aan. Het is veel te heet om
in de groentetuin hiernaast te werken. Toch gebeurt het, er wordt meloen
geoogst. Het moet af vandaag, de rij moet van het land, denken we sterfelijk.
Tegen de felle zon hebben we lappen om onze hoofden gewikkeld. We spoelen ons
schoon aan de kraan. De avonden hier duren lang. Naast het terras zoemen de
bijen. Het wordt laat. Er moet veel gezegd. Er is dan een schijnsel in de
schemering, alles herhaalt zich vroeg of laat, toch zijn we verrast, je bent de
vogels voor: het blijkt de zonsopgang.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten