zondag 18 oktober 2015

Vogelenzang



Je had je hardlooprondje: het dorp uit, 
de wetering over, langs het landhuis,
rechtdoor bij het klooster, de duinen in.
De duinen in en niemand tegenkomen.
Je holde over de schelpenpaden.
Langs de lage naaldbomen en de
kromgroeiende loofnieuwkomer.
Nieuw of niet, wist jij veel,
Jij concentreerde je op je pas,
op je adem, op je tussentijd.
Het gebied was nieuw voor je:
Het was leeg het was wild,
je kwam niemand tegen.
Je dacht hier altijd, 
als je er tegen de schemer liep: 'woest en ledig.'
En: je zult hier maar je enkel verstuiken.
Je volgde de paddenstoelen,
je sloeg haken als een haas.
Het was stil, je hoorde enkel je passen.
Je rende tot de zeereep en daarover.


Je tikte de zee aan, raakte het water.
En dan dezelfde route, langs die verdwaalde vos,
en door de duinen terug. Dat was anderhalf uur bij elkaar.
Je had met niemand wat te maken, je was relaxed.
Kwam je daarna weer in de bewoonde wereld,
mensen, gedoe – en dan wist je het wel.
Ook al was je moe, jij had de zee aan je handen:
je wilde weer terug.



De gokker



In de weerspiegeling van de ruit zie ik een man
de trap oplopen en naar binnengaan.
Hij loopt snel, gehaast, misschien is hij te laat.
Ik ben het zelf. Mijn ogen ontmoeten de mijne.
De blik ontwijken heeft geen zin:
ik moet naar binnen toe.
En ik ben te laat, maar dat ben ik continu.
De haast zit in mijn voeten, ik ben op weg,
ik heb een drang en zoek mijn cocon.
De lampjes knipperen warm naar mij,
ik kleur rood. Ik bestel bier, er is een gemis,
ik gok, er is een gat in mijn ziel,
een leegte die moet gevuld.
Mijn ogen priemen over het glas.

De roes hangt om mij heen, ik ben alleen,
maar ben dat al mijn leven lang.
Hier voelt het zoet, hier voelt het warm.
Ik druk op een knop, ik treed het vacuĆ¼m in.
Mijn blik vernauwt, ik druk op die knop.
Die knop, die lichtjes, de reden dat ik hier ben.
De kersen op een rij, ik dompel me onder,
Drie citroenen, drie meloenen op rij.
Ik druk met mijn linker duim,
steeds met mijn linker duim, dat moet,
dat moet, dat is die dwang.
De lampjes en de lichten zijn er voor mij.
Ik ben alleen, maar ben dat al heel lang.
Dit is een speelhal, maar het is geen spel
het is ernst, ik ben verdoofd, ik verlies.
Mijn geld is op, ik moet naar buiten toe,
de wereld in. Ik loop de trap af, gehaast
zoals ik kwam. En met gebogen hoofd.
Ik denk dat ze het aan me kunnen zien.


donderdag 15 oktober 2015

Mij was ter borst de melk al schraal



Moedermelk, poepluier, huilbaby, slaaptekort,
Zuigeling, talkpoeder, Fisher-Price, erfgenaam
Brabbeltaal, rammelaar, borstkolver, tepelkloof
Uierzalf, groeistuipje, rode hond, rompertje.

Prenatal, allergie, darmkrampjes, Olvarit
Fopspeentje, babyfoon, pappadag, trappelzak
Traphekje, spuugdoekje, draagmoeder, slabbetje
Eerste lach, mazelen, Downsyndroom, uitgescheurd.

Navelstreng, babyboek, Blije Doos, eerste poep,
Wiegedruk, moederkoek, Nutrilon, kraambezoek
Billenkoek, oeiikgroei, plaspotje, ooievaar,

Boerenkool, barenswee, M.G. Schmidt, bakermat,
Wipstoeltje, traphekje, Zwitsalzalf, namenboek,
WoezelPip, muisbeschuit, kraamschudden, wiegedood.

donderdag 1 oktober 2015

Vakantie



We hadden een huisje in Frankrijk gehuurd.
Je kon daar in de verte kijken en niks zien.
Er waren geen buren of ze waren heel stil.
En toch kwam ’s ochtends de bakker langs.

We zaten tot het donker was in de tuin
keken in de verte en lazen een boek.
En als het donker was
dan vreeƫn we op het gras.

Er ligt een vogel in de goot



Er ligt een vogel in de goot.
Hij is dood.
Er zijn geen bloemen op zijn graf.
Er is geen graf.
Er is een gat in de lucht.
Er zijn wat veertjes op de grond.

Als de vogel verteerd is, of
opgeveegd en opgeruimd,
dan ligt hij er nog steeds.
Dan blijf ik hem daar zien.
Ook al ligt hij er niet meer.