je was de
vliegende keep, op jou kwam het aan.
Je was de
reddende engel, je was de sluitpost
jij was,
als het erop kwam, alleen in je doel.
Je was niet
een reus van twee meter hoog,
maar je was
alert, je torende boven de kluts uit,
als een
adelaar, je hield je doel schoon,
je sprong
hoog en je dook laag,
je hield je
doel schoon. Je hield de nul vast,
wie maakte
je wat? Tot die terugspeelbal.
Je keek al
rond, je liep al uit, je noodlot
als het
ware tegemoet. De bal kwam naar je toe,
je haalde
uit en trapte. Maar er was een draai,
er was een
onverwachtse stuit van die bal
in die
88ste minuut, je trapte, je maaide in de lucht.
Er was dat
polletje, of dat kuiltje. De bal is rond,
maar het veld
bleek bonkig. Een pol, een kluit
heeft jou
belazerd. Niet snel, maar tergend traag,
niet hard,
draalde, de bal in het doel achter je rug,
over de
lijn. Je sloot je ogen, beet op je trui.
Maar je
bleef staan. Verslagen, maar niet omgevallen.
Je actie,
wist je, ging nu de wereld over: je was nu
een youtube-hit. Dat raakte je pijnlijk in
je hart.
's Avonds,
zou je weer in dat hotel zijn,
weer
alleen, in dat kamertje van niks.
Je doel was
groter, en het besef zou dan nog meer
op je
drukken: je was een doelman van de lucht.
Liever had
je die keeper willen zijn van die snoekduik,
je was ten
slotte een Eagle, van die redding
in de
allerlaatste minuut, van die allerlaatste,
bepalende, maar
door jou gestopte strafschop.
Dat je die
ongrijpbare bal, je was ten slotte een Eagle,
uit de
lucht plukte, maar je lot werd hier bezegeld,
je wist, je
werd de keeper van dat polletje.