zittend aan
een slootkant bij dat meertje.
Vakantievriendje
uit Hongarije,
porrend met
een stokje, scheppend
met een
emmertje. En waar hadden jullie
het
allemaal over in je eigen taal?
En de dag
er na zaten jullie er weer.
Jij begreep
Laszlo, en Laszlo
begreep jou
volkomen.
De sproeiers van de boeren tjikten,
tjikten, tjikten, tjikten de zomer langzaam weg.
's Avonds
klinkt het melodietje van de ijscokar
over de
veldwegen, kinderen springen al op.
Buiten
naast de deur staan de wandelschoenen.
Het gras
vertoont gele, platte, vierkante plekken.
De merel
zingt maar steeds hetzelfde liedje
en er zijn
onweersbeestjes op je armen.
En die
ijscoman stond tussen de wafels,
te hannesen
met een lepel in die familiepot Nutella.
Jouw ogen
gericht op de spatel - nog even.
Je sprak de
taal niet zei de klank en wees met grote ogen.
Met
daaromheen al die zwembadkinderen, een rij gebibber,
de warme wafel
Nutella, de traktatie die zomer,
stond je
daar met je vreemde munt, net boven de balie uitkomend.
De
chocolade druipt zich een weg door de raat van de wafel,
diep die
zomer in, diep in je herinnering.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten