Het stramien had ik, ruwweg, al wel voor ogen:
twee mensen die mekaar ontmoeten. Wat voor mensen?
Geen idee, geliefden, ex-geliefden of twee groenteboeren,
wedstrijdzwemmers, zorgdocenten, maakt niet uit.
Dan: dialoog, verhaal en dramatische verwikkelingen,
ge-emmer, misverstand en vooroordeel. Dit alles
in een broeierige kleine kamer met twee deuren.
Op de achtergrond klinkt zo nu en dan een schot,
de aandacht van de lezer moet tenslotte wel behouden.
Misschien dat er plots een derde persoon opduikt
die voor onrust, consternatie of jaloezie gaat zorgen,
het gedicht moet tenslotte wel ergens heen, nietwaar.
En dan een slechte afloop, die zijn toch het best,
en een niet te missen moraal aan het eind.
Dat je denkt, ja, dat heeft dat loeder toch verdiend!
Dat je denkt, gast,
wees blij dat ze een ander heeft!
Dat je denkt, jammer dat ze zo vroeg dood moest.