dinsdag 28 januari 2014

Gedicht zonder onderwerp

Ik wilde een gedicht, maar zat om een onderwerp verlegen.
Het stramien had ik, ruwweg, al wel voor ogen:
twee mensen die mekaar ontmoeten. Wat voor mensen?
Geen idee, geliefden, ex-geliefden of twee groenteboeren,
wedstrijdzwemmers, zorgdocenten, maakt niet uit.
Dan: dialoog, verhaal en dramatische verwikkelingen,
ge-emmer, misverstand en vooroordeel. Dit alles
in een broeierige kleine kamer met twee deuren.
Op de achtergrond klinkt zo nu en dan een schot,
de aandacht van de lezer moet tenslotte wel behouden.
Misschien dat er plots een derde persoon opduikt
die voor onrust, consternatie of jaloezie gaat zorgen,
het gedicht moet tenslotte wel ergens heen, nietwaar.
En dan een slechte afloop, die zijn toch het best,
en een niet te missen moraal aan het eind.
Dat je denkt, ja, dat heeft dat loeder toch verdiend!
Dat je denkt, gast, wees blij dat ze een ander heeft!
Dat je denkt, jammer dat ze zo vroeg dood moest.
 

maandag 27 januari 2014

Dans voor twee handen

Het leek wel of de handen achter je rug
zelfstandig bezig waren met de twee stroken stof,
ze hadden iets afgesproken met elkaar,
ze draaien, ze wikkelden, ze knoopten,
kwamen tot elkaar, gingen weer uiteen
een dans voor twee handen.
Twee zelfstandige wezens,
samen bezig met het leggen van
een strik voor in je schort.
 

vrijdag 17 januari 2014

Bert en zijn hond Blister

Bert stond bij de achterdeur en wees:
'als het waait, dan beweegt dat gordijn.
Als ik dat zie vanuit mijn ooghoeken,
dan denk ik altijd: Blister is er weer.
dat hij daar naar binnen loopt.
Ik weet: het is het gordijn en de wind
en ik weet: Blister is al jaren dood,
toch denk ik dat ik hem dan zie.' 

Maar Bert is nu dood. En elke keer
als Bert nu in mijn gedachten is,
denk ik aan zijn hond, zou dat gordijn
bij zijn achterdeur nog af en toe wapperen?
 

maandag 13 januari 2014

Ik wilde schoon schip maken met mijn leven - een villanelle

Ik wilde schoon schip maken met mijn leven
en wist meteen: dat wordt een zwaar karwei.
Weet u, gaat u maar zitten, dit duurt wel even. 

Ik weet nog, ik was klein, ik was zes of zeven
en liet een bootje varen in de sloot daar bij de wei.
Ik wilde schoon schip maken met mijn leven. 

De wind was te wild, ik moest mijn zeilen reven.
Ik laveerde grillig, mijn leven maakte slagzij.
Weet u, gaat u maar zitten, dit duurt nog wel even. 

Ik was te lang die jongen van zes of zeven jaar gebleven
Ik moest een doel, een koers en stoppen met die lanterfanterij.
Ik wilde schoon schip maken met mijn leven. 

Een baan, vastigheid om aan mijn vrouw te geven.
Is het mij nog gegund een laatste onbezoedelde bladzij?
Weet u, gaat u maar zitten, dit duurt nog wel even. 

O God, is er ergens nog een reddingsvlot voor 'k ga sneven.
Mijn bede is laat, maar het is voor haar en niet voor mij.
Ik had voor haar mijn leven graag herschreven.
Weet u, gaat u maar zitten, dit duurt nog wel even.
 

donderdag 9 januari 2014

Ik ben een toerist in eigen hoofd

Ik ben een toerist in eigen hoofd
ik weet niet meer wat, ik weet niet meer waar.
Mijn zintuigen worden een voor een gedoofd
de weg, ik ben 'm soms kwijt
ik fiets hier tussen heden en verleden
ik ben een toerist in eigen hoofd.

De wereld is zo wijd en lijkt zo nieuw,
ik ken 'm niet, ik ben op doorreis,
ik woon niet hier, dat zijn toch de anderen?
Ik ben toerist in eigen hoofd.
En waar is nou toch de gids? 

Mijn oude huis teken ik zo uit, het was een boerderij:
hier was de opkamer en daar de keuken,
met daar de kelderdeur. De weckflessen,
archeologie, met stof en kalk erop.
En hier zijn we toch op  de deel,
met daar die deur in de deur, maar
de plattegrond die klopt niet meer. 

En hier het erf, je hoort het grind onder de klompen.
En daar de boomgaard met de ganzen.
Het schaakspel onder de notenboom
Maar hier dep ik, wat gaat er in mijn hoofd toch om,
gemorste melk met een schaakboek op.
Ik begrijp de taal, maar spreek 'm niet. 

Hier kon je tussendoor naar de kerk.
Maar de weg is weg en mijn huis en erf ben ik kwijt.
Geen kippen meer, waar laat ik ze ook op tweehoog
De wc-borstel trof ik in de groentela, de ijstaart
in de keukenkast. Wie stopte die daar?
Mijn pen, waar ik dit net nog mee schreef,
ben ik kwijt, de bladzijden blijven zo wit,
ik heb er de woorden niet voor,
ik ben een toerist in eigen hoofd.

zaterdag 4 januari 2014

Verwondering

Wat ging er om in die de kop van die vos,
tijdens zijn nachtelijk bezoek aan onze tent, op die camping,
in dat bos, een mottige, hongerige vos.
Werd je gewekt door wat nat gesnuf aan je hoofd.
Zat je gelijk klaar wakker rechtop, je keek 'm in z'n ogen:
lichtjes in het donker, z'n tanden flikkerden,
WTF! dacht jij, hij dacht: wat hebben we hier.
En hij maakte dat hij weg kwam,
stond nog een keer stil, keek nog een keer om.
En schudde hij nou z'n kop? Weg was tie,
schurftig verdwenen in de vale schemer.

woensdag 1 januari 2014

Kerststerren voor Marinus van der Lubbe

Het was 24 december, de dag voor Kerst, we waren op weg naar het Deutsches Theater in de Schumannstrasse, in Berlijn. Links voor de ingang ligt daar de herdenkingssteen voor Marinus van der Lubbe. Maar we waren met lege handen op weg, want wat waren die bloemen hier duur, 8 euro voor een bosje van niks. Sorry Marinus, dacht ik (jongen met je wankel hoofd / aan de beul vooruit beloofd) je verdient meer, ik vervloekte m'n eigen schrieperigheid. Maar wie weet trof ik nog ergens een bloem, of een tak desnoods. (Dat lukte verleden keer ook, maar ja, toen was het zomer.) Maar dat moest dan wel snel gebeuren want we sloegen de laatste hoek om. Op een muurtje stond een plastic tas. In het voorbijgaan keek ik er even in, en ik zag een plant. Ik deed de tas verder open en zag drie planten: kerststerren. En niemand in de buurt. Marinus! dacht ik en nam het tasje mee.