tot iedereen hier weg is uit
deze drukke steenwoestijn
Een slaapplek op karton voor
de nacht heb ik al gevonden
Maar het is of iedereen nu
nog in het centrum moet zijn.
Ik sta bij de muur, niemand
komt mij nabij.
Ik ruik naar de straat. En ik
ruik naar de stad.
's Nachts is dit mijn
terrein, ik slaap hier vlakbij.
Hier om de hoek zag ik gister
nog een rat.
Martin was mijn maat, we
dronken altijd samen Schultenbräu
op onze vaste plek, de trap
van de Wilhelminabrug.
Martin is toen vertrokken,
hij kon niet meer tegen de kou.
Goser ik zie
je gauw, zei hij, maar hij komt niet meer terug.
Mijn schoenen zijn versleten
en mijn doel ben ik kwijt.
Ik ben een zwerver. En dat
blijf ik mijn leven lang.
Waarheen vandaag, ik heb de
tijd, de wereld is wijd.
En ook vannacht is er geen plek in de nachtopvang.