We gingen naar Amsterdam om
de presentatie van de dichtbundel van Robbert-Jan Henkes, Nachttrottoir, bij
te wonen, luister bij te zetten. En we hadden er voor de zekerheid een
hotelovernachting aan vastgeknoopt, want je wist immers nooit waarop zoiets uitloopt.Uitgeverij Koppernik is
gevestigd op Keizersgracht 75, slechts één grachtje verwijderd van ons hotel.
Ik had eerlijk gezegd geen idee waar ik heen ging: hoe groot was dit evenement
eigenlijk. Hoeveel mensen zouden er zijn, en wie? Zouden we erg uit de toon
vallen, zouden er bekenden zijn, schrijvers, dichters? Ik was nog nooit bij een
uitgever op bezoek geweest, of hoe heet dat, gerecipieerd?
Ik was helemaal weg van die
bundel Nachttrottoir, echt, dit was het beste, het leukste dat ik dit
jaar gelezen had. Maar wat waren er weinig mensen op deze happening afgekomen,
ik telde er een kleine 20 (waaronder ook nog, wat, jij ook hier, Josef P. uit Deventer).
Ik had voor Robbert-Jan
Henkes een aardigheidje meegenomen: een uitgeknipte recensie uit de Volkskrant
van 25 jaar geleden, waarin literatuurcriticus Kees Fens, het gedicht ‘Nachttrottoir’
besprak. Robbert-Jan Henkes had zo zijn bedenkingen over die vroegere
vertalingen van dit gedicht. Hij las zijn eigen vertaling voor. En daarna nog een
gedicht met Erik Bindervoet, een duet, leuk.
Voorts waren er in dat statige
grachtenpand nog voordrachten (en muziek) van Samuel Vriezen en Kine
Brettschreider. En er was, hoera, bier. Daarna vertrokken we naar een
Indonesisch restaurant.
De volgende ochtend stapten
we over twee lachgastankjes, onze voeten achterna, de gracht op: op weg naar het ontbijt in café De Pels. Ik moest aan deze locatie denken omdat ik onlangs in De Nieuwe
Contrabas iets had gehoord over schrijvers die met één been in de
maatschappij stonden, en met het andere been in De Pels. Dat vond ik wel
geestig.
Geen bezoek aan Amsterdam
zonder bezoek aan De Slegte en antiquariaat Kok, Oude Hoogstraat (Perdu
hebben we dit keer overgeslagen, sorry Perdu). En dat leverde een
handvol aardige dichtbundels op. Ondertussen werd bekend dat László Krasznahorkai, de Nobelprijs voor de
Literatuur had gewonnen. (Nee, dus weer niet Haruki Murakami.)
Ik heb nog nooit een boek van
hem gelezen, maar wel heb ik thuis de dvd van de romanverfilming: Satantango. En dat was een, uh, hoe zal
ik het formuleren, pittige zit om tot het eind toe uit te kijken.
FOAM wachtte ons
nog (Fotografiemuseum Amsterdam). Ik ben daar al eerder geweest, maar ik weet
niet meer welke beelden ik toen gezien heb. Nu was er, onder meer, een expositie over de
fotograaf Co Rentmeester. Erg interessant, zijn oeuvre: de jaren zestig, zeventig
en tachtig op film gefotografeerd. Maar mij viel één ding op: de teksten bij de
foto’s. Wilde men hier nou met terugwerkende kracht woke doen, of wat
was dit? Co Rentmeester had in 1965 de rellen in Watts, een wijk
in Los Angeles, gefotografeerd. En die foto’s waren te zien in Foam.
Indringende foto’s, krachtige foto’s, mooie foto’s, maar.
Die teksten bij de foto’s. Bij een foto van plunderende en stelende mensen in een
apotheek, staat: mensen nemen spullen mee uit een apotheek, right. Bij een (prachtige) foto van een plunderaarster, met
haarkrullers, die haar buit hoog opgetast in haar winkelwagentje meeneemt,
staat: woman
with filled shopping cart, right. Wat een heerlijke formulering. Hier was iets wat wel gezien
en gefotografeerd mocht worden, maar beslist niet benoemd.
Maar we moesten voortmaken, want het Vietnamese restaurant wachtte
op ons, en daarna de trein terug naar huis.