maandag 1 september 2025

Bestemming

Toen hij ’s avonds thuis kwam van zijn werk,
Vond hij een vaatwasser in de gang. In de doos.
Geen berichtje erbij, niets, hij wist van niks.
Op de vensterbank heupwiegde een kerstman,
Hij zette ‘m uit, en zocht naar zijn telefoon,
Wat gebeurde er hier, als hij er niet was, in zijn huis?

Hij boekte een snel een hotel, en startte zijn auto.
Net na de rotonde zag hij in het lamplicht een wolf.
Hij gaf gas, hij moest hier snel vandaan.
In het hotel trof hij in zijn kamer een babybedje,
Een misverstand, of was dit weer een vaag teken?

Naast het hotel bevond zich een lege kapperszaak
Hij zag de rij nutteloze wasbakken, bloedrood droop
De graffiti over de ramen, de buurt was niet best,
Dat verklaarde ook de lage kamerprijs, wist hij. 

Op het Marktplein schreeuwde een zwerfster,
Hij boog al af naar de andere zijde, een terras
Wilde hij, en een glas en rust – en even roken,
Verdwijnen achter een mistgordijn, weg, niet 

Terug naar zijn oude leven waar kerstman
En vaatwasser op hem wachtte – ook doos.
Hij bestelde weer een bier en stak weer
En sigaret op, en blies de rook uit om zich heen. 

De zwerfster hield zich koest, hij hoorde het carillon
Er kwam een rust over hem, de wolf aan het belendende
Tafeltje hief zijn glas, en knipoogde naar hem
Hij wist niet precies wat hij zag, en filmde de boel. 

Misschien moest hij maar weer terug naar huis
Naar werk, of toch eerst maar ‘ns de dokter bellen
Of minder drinken, of een vrouw zoeken, een wending
Geven aan zijn leven: pillen, therapie, een geloof?

Niets wist hij. Hij betaalde het terras, het hotel
En startte zijn auto, hij toetste zijn bestemming in,
Thuis. Hij zou die vaatwasser in de doos laten.
Hij zou die kerstman het zwijgen opleggen

 

zondag 31 augustus 2025

Wat ik vanmiddag in de tuin las

 

Vanmiddag, de laatste dag van de zomer, zat ik in mijn achtertuin, bank, tuintafel, parasol, vers gemaaid gras onder de voeten, met drie boeken. Eén dichtbundel, een graphic novel / biografie, en een autobiografie. Respectievelijk van een Belg (een Vlaming om precies te zijn), een Amerikaan (ook al is het onderwerp van het boek een Tsjech: Kafka), en een Nederlander: de schilder Peter Klashorst.

Dat ik die dichtbundel, Pornschlegel en andere gedichten (Uitgeverij Atlas, eerste druk, 2000) deze week in de brievenbus kreeg, voor 8 euro, daar was ik erg blij mee. Want de bundel was eerst te duur (ik zag op internet een exemplaar van over de 200 euro), of niet te krijgen: ik had ‘m eerst elders besteld, maar ik kreeg de reactie dat die bundel, helaas, al verkocht was.

Dat ik dat boek van Robert Crumb over hel leven van Franz Kafka, Kafka, las, ik hou nou eenmaal erg van plaatjes kijken. En het is gewoon een erg goed boek. (En denk niet dat ‘iets met plaatjes’ altijd luchtig is. Dat is niet zo).

En het derde boek. De ‘Ik Peter Klashorst’, Kunstkanibaal. Tsja. Als er niet om elke pagina geneukt (de cover geeft het eigenlijk al een beetje weg) zou worden, met Afrikaanse vrouwen, dan had deze schelmenroman geen 384 maar slechts 150 bladzijden geteld (als het niet minder is).

 


dinsdag 26 augustus 2025

Weekeindje Watou

 

Er was kortsluiting in je horloge,
Het ding was van slag, de tijd die sprong naar
1 januari, 12 uur, de wijzerplaat
Van de toren stond verloren in de kerk

Je was hier voor het poëziefestival
dat een jaar oversloeg, je bevond je
in een vacuüm. Toch zocht je naar de kunst:
er bleek genoeg, maar daarover later.

Eerst moest het wachtwoord van de Wifi gesteld
(12344321 komma)
En de fietsroute bepaald, waarheen: daarheen
Langs het verlaten en leegstaande huis

De deuren en vensters stonden open
Binnen de foto’s van de kinderen
De correspondentie, de ravage
De vernielingen, de poppen, het glas 

Kraakte onder je schoenen, hier was de pomp
Stromend water, en hier was klimop binnen
Hier de schoenen, het servies aan stukken
Het bed, de kast, de lamp, hier was een leven.

Sensatie: in een kasteel maakte je mee
Dat een bezoekster een kunstwerk vernielde.
Spectaculair, opschudding, jij was erbij:
Een keramieken beeldje werd vertrapt,

(Per ongeluk.) In de kapel zag je
De poppen, je was in een bizar sprookje
Beland, je viel in één keer helemaal stil
Je zag, maar je wist niet echt wat je zag

Afgedaald in de kelder van het kasteel
Was daar ruimte vullend dat Gesamtkunstwerk:
Tafels, stoelen, flessen, servies en bestek
Alles, alles, was blauw en groen beschilderd.

In het dorp dat geen kunstfestival had
Dronk je op elk terras een glas bier
En werd je gefascineerd door video:
Zoveel ongemak in beeld, dat deed je wat

Bij pabulum, kunst op de Brouwerij
Trof je een rat bij de bootvluchteling
Dood, de rat, bedoel ik, niks aan de hand
Kunst heeft nu eenmaal vaak ruwe randjes

Kinderen worden strikt in toom gehouden
Pabulum is geen speeltuin
(tekst folder).
Je grinnikt. En je knijpt in je remmen:
Je leest het gedicht van Mark Insingel:

 

 Er past mij niets
van wat ik vind.
Ik vind alleen
wat mij niet past.

Ik wil niet vinden
wat mij past.
Mij past alleen
dat ik niet vind.

 

dinsdag 19 augustus 2025

Stropers

Je hebt ooit een lift gekregen van twee mannen, die zich, gaandeweg de rit, steeds openhartiger ontpopten als stropers. Ze wezen je links en rechts de plekken waar ze hun fuiken hadden staan en waar ze hun strikken hadden gezet. Ze hadden hun trots. En ze zetten je nog af voor de deur ook, ergens in het buitengebied waar op zondag trein noch buurtbus kwam. Het ontbrak er nog maar aan dat ze je bij het afscheid een bosje paling in de handen drukten, of een nog warme haas (nog wel even villen ).

 

maandag 18 augustus 2025

Kunstroute Open Stal Oldeberkoop, 16 augustus 2025

 


We wilden de jaarlijkse kunstroute Open Stal in het Friese dorp Oldeberkoop bezoeken. Niet zomaar een kunstroute, maar de oudste van Nederland, sinds 1971 kan hier al langs kunst gewandeld worden, dit jaar is dus de 54ste editie.  Maar wij waren hier nog nooit geweest, dus we hadden een B&B geboekt in Fochteloo om ons debuut te maken.

En dan denk je, terwijl je op de kaart kijkt, zo’n lintdorp, van geringe lengte, wat kan daar nou te zien of te doen zijn? En dan blijkt je B&B de buurman te zijn van het Centrum voor prentkunst. Je had het adres al wel gezien op internet, ergens, maar je had je je er nog niet echt een voorstelling van kunnen maken, een kamertje met zes of zeven vitrines misschien? Niet iets waar je heen zou gaan. Je liep de hoek om, richting de kantine van de voetbalclub, waarschijnlijk hadden ze daar dan een kamertje achter, dacht je, terwijl je de kleedkamer scheidsrechter passeerde. Er zaten wat mensen buiten, je zei dat je voor het prentenkabinet kwam, ze wezen naar een deur, je was welkom.

Maar wat er toen gebeurde.

Je ging de deur binnen en je bevond je in een ruimte die haast uit elkaar spatte van de hoeveelheid prenten. Wat was dit? Had iedere kunstenaar in Nederland zijn prenten hier naartoe gestuurd? Kon hier nog een prent bij eigenlijk, of was het eigenlijk al overvol? Dit was het archief. Dit was geen tentoonstellingsruimte, maar hier lagen de maaksels opgeslagen. Tot het plafond. De hele kast vol. Rij, na rij, kast na kast. En elke kast was gevuld met dozen en ordners. Er waren kleine dozen, maar ook dozen op A1 formaat, men was hier ruimhartig, alles was welkom. Men borg het hier op, men archiveerde het hier, met een vochtigheidsmeter erbij en een temperatuurmeter. Het was erg warm binnen. Er kon geen prent meer bij, dacht je, als je je zo zijlings bewoog door de paden.

Wat een schatkamer was dit, dacht je. En waarom weet niemand dit, dacht je. Jullie waren de enige bezoekers. En waarom had dit museum niet meer vierkante meters? Wan zo zag toch niemand wat hier allemaal aan waardevols ligt? Hoeveel druksels waren er hier wel niet, duizenden en duizenden. Je opende een doos en legde behoedzaam het vloeipapier aan de kant en bekeek de print, je legde het vloeipapier behoedzaam aan de kant en bekeek de volgende print. Je had nog ontelbaar dozen te gaan. Je kocht bij je vertrek nog een cd, De Sneeuwstorm, waarop het werk van Alekandr Poesjkin werd vertolkt door Hans Boland en Oleg Lysenko.

Op het voetbalveld naast het Centrum voor Prentkunst, foerageerden twee ooievaars.

Daarna ging je naar de andere buren van de B&B, de begraafplaats. De schelpenpaden knarsten onder je schoenen. Dit was de Nieuwe Begraafplaats. Je zag toch veel graven van mensen die jonger waren dan jij. Aan de rand van de begraafplaats groeiden bramen, je plukte een paar rijpe, maar je aarzelde toch even voordat je ze in je mond stopte: ze zullen op deze dodenakker toch niet anders smaken?

Bij de overburen, de Oude Begraafplaats noteerde je van een grafsteen:

Ik was een bloem van korte jaren
Ik werd afgeplukt van hogerplant
Moest sterven ’t leven
Van ons daarboven
Dan ben ik zalig in Gods hand
 

(Tsja, het is wel is de ik-vorm geschreven, maar niet door ik die hier ligt)

Op deze Oude begraafplaats, net naast de Klokkenstoel, met daarin hangende twee klokken, had ik mijn pen etui op het bankje laten liggen. Grote schrik. De dag erna vond ik het er nog onaangeroerd. Dus bedankt, stille vrienden, voor het waken.

(Maar even tussendoor: op weg naar Oldeberkoop geraakten we in Apelscha waar ik in een winkel voor tweedehands kleding, een poloshirt kocht voor 2 euro, nou ja zeg, het voordeel van de armoede. Daarna stonden twee uitkijktorens op ons programma, eentje betaald, De Bosbergtoren, 2,50 euro, en de andere gratis, genaamd De Zeven, en die toren heet zo omdat – genoeg klets, op naar Open Stal, daar zijn we hier voor).

Wel ‘ns ademloos naar een walvis gekeken die van links naar rechts hoog boven in de stal zwom? Ik wel. En ik wist niet wat ik zag. Wat, zwemt daar nou, een walvis door de nok van de stal? En daarna zag ik een ree. Een nieuwgierig ogende, want ze hebben van die ogen, ree. Ze kwam steeds dichterbij. En daar had je heel hoog boven in de stal een roodborstje. En daar was een ontkiemend plantje dat zijn weg zocht.  En daar was een vrouw, uit de jaren veertig denk ik, lange rok, en daar was een man, ook jaren veertig, en ze gingen dansen, samen, en het was zo elegant en fijn.

Dus we hadden een walvis. We hadden een ree. We hadden een plantje. We hadden een roodborstje en we hadden een dansend koppel. In de stal van Boerderij Hof, Oosterwoldseweg 35 in Oldeberkoop. En waar kwamen ineens die rillingen over mijn rug vandaan? Dit had ik hier niet verwacht. (Heb ik de rest van de dag die overzwemmende walvis in mijn hoofd).

Open Stal heeft 21 locaties, en daarmee is je middag dik gevuld. En zowat het hele dorp doet mee. De kerk, de school, de bakker, het Business Centre, het hotel, het park en de fabriek, er is geen ontkomen aan de kunst. En dan zijn er nog wat gedichten ook. (En vlinders, en vogels, en kikkers, en kippen en krekels en koeien en geiten).

Bij locatie nummer #18, van kunstenaar Majke Lüthi, kon de bezoeker een ansichtkaart schrijven die daar klaar lagen, van Zwitserse steden, en daar ophangen. Ik pakte een ansicht, van Luzern, ik ben daar nooit geweest, en schreef een kaartje aan mijn moeder. En ook al kun je het niet lezen: dag mam, liefs, Michiel.

Folly Art Norg, 17 augustus 2025

 


Is het mogelijk om een jaar lang een T-shirt met print te dragen (nee, niet elke dag natuurlijk) en dan niet weten wat er op staat? Ja, dat is mogelijk, want dat heb ik gedaan.

Verleden jaar bezochten wij voor de eerste keer Folly Art Norg en toen kocht ik als souvenir een T-shirt met het logo er op van dit leuke evenement. Afgelopen weekeind liepen we voor de tweede keer de route langs de follys in dit Drentse dorp, en toen begreep ik dat wat ik aanzag voor een abstract logo, dat daar dus gewoon folly stond. Weliswaar op een kunstzinnige, gestileerde manier geschreven, maar toch – ik had dat wel ‘ns mogen opmerken, dude, echt.

De editie van dit jaar telt 21 follys, elk met zijn eigen karakter, verhaal, vorm, kleur, materiaal, techniek en locatie – dus er is altijd iets interessants te zien. De catalogus noemt onder andere dat:  Folly Art Norg staat voor het dwaze, het vervreemdende en iets dat er gewoon mag zijn. Een viering van het nutteloze, een lofzang op het plezier van maken.

En dat laatste klopt, het plezier is te zien. Wat niet te zien is, zijn de uitdagingen die de maker is aangegaan, en zo te zien heeft overwonnen. Wat niet te zien is, is het geïmproviseer wat eraan vooraf ging, het proberen, het rekenen, het tellen van het geld, het zoeken naar oplossingen, het passen en het meten en het overnieuw beginnen, het zweten van de maker: hoe zal dit ontvangen worden? Zou het genoeg zijn? En hoe zou de folly overkomen op de locatie?

Het begrip folly mag hier in Norg ruim worden opgevat, men is hier niet zo van dat benauwde hokjes denken: een folly is niet altijd een bouwsel van steen, hout of metaal. Het is ook niet zo dat je erin moet kunnen, dat het een mini huisje zou moeten zijn – anything goes, lijkt hier het credo, adagium, motto te zijn.

Dus de bezoeker komt hier nogal wat variatie tegen: zonnepanelen, gaas, textiel, steigerplanken, touwen, buizen, plastic, foto’s, pvc buizen, riet en elektronica. En dat allemaal tussen de dennen, de zandpaden, de weides, de ijsbaan en de es van Norg.

Toen we de route gelopen hadden en we wat dronken bij het startpunt, vulden we het formulier in van de publieksfavorieten. Lastig, er mochten maar drie follys genoemd worden. Dus: welke moesten er afvallen? Pijnlijk. Ik had vier favorieten:

Het Regio Kasteel omdat het zo mooi geel was, en zo heerlijk appelleerde aan de kindertijd, met die dappere wachters en dat paard zo zorgzaam in dat kamertje. Een groot Lego kasteel, met levensgrote Playmobil poppetjes. Een monumentje aan die kindertijd.

De tweede: Perspectief van Marcel Brouwer. Eigenlijk nog een geluk dat we deze folly nog zagen, want we waren een beetje van de route afgedwaald in het bos. Het leuke van deze folly is het speelse, het interactieve element. En ook deze folly heeft vrolijke kleuren en nodigt uit. Het leuke aan dit object is, dat het beweegt, dat je het kunt bewegen, draaien. De kermis niet ver weg. Gaat dat zien, gaat dat zien. (En er zit ook humor in).

Nummer drie: Triangles of Joy van Maarten Douwe Bredero. En deze folly roept gelijk een vraag op: moet een folly uit één geheel bestaan? Op deze open plek in het bos wordt het antwoord gegeven: nee, een folly kan ook uit meerdere losse delen bestaan, zoals hier dus. Hier staan twee metershoge houten waaiers tegenover elkaar terwijl er op de achtergrond zwoele salsa muziek klinkt. En ineens zie je het: dit is een interactie. Tussen wat en wie, dat weet je niet precies, maar deze waaiers communiceren met elkaar, en met jou. Ondertussen wordt de waaier beklommen door een bezoeker, de balken zijn natuurlijk ook houten traptreden, heel uitnodigend.

En, er was nog iets: deze houten waaiers op giga formaat, waren uitgevoerd vervaardigd door De Groot Vroomshoop. En ik ken dat bedrijf, en ik ken die naam, De Groot, want ik heb ook in Vroomshoop gewoond, en twee huizen verder stond het houten (duh) huis ’t Houtheem, van de familie De Groot.

Het bovengenoemde houten huis ’t Houtheem, bestaat niet meer. Het pand is vervangen door een stenen villa. (Je kunt wel weggaan uit Vroomshoop, maar Vroomshoop gaat niet weg uit jou, zo blijkt maar weer).

Dus we mochten maar drie follys nomineren. Dus, sorry Tim Stoop met je prachtige Hemelwerk. Sorry Jessica Scholtes met je gedurfde wapperende combinatie van foto’s, tentstokken, doek en licht: Wall.

 

donderdag 7 augustus 2025

Reis naar het einde van de Deventer Boekenmarkt (in elf verzen)

 


1        
En was plots een boek aan je verschenen
Als in een visioen met een duiding
Je zocht gejaagd naar titel en auteur
Maar mist en licht ontnamen je het zicht.

Was dit een boodschap, en gericht aan jou?
De mist en het licht waren weg, het boek ook.
Je vroeg je af wat de bedoeling was
Moest jij nou op zoek naar de bedoeling, 

dus dat boek, of was dat boek op zoek naar jou?
Je dronk een fles en deed je ogen dicht:
Je zag een kast waarin een boek ontbrak
Er daalde een urgentie in je neer.
 

2
Je knipte je computer aan en zocht
Online naar het boek uit je visioen
Wat je daar wel niet allemaal tegenkwam
Was alles, behalve dat wat je zocht. 

Wat zou toch de inhoud zijn van dat boek?
En zou je daar dan ook iets mee moeten?
Zou je leven niet compleet zijn zonder?
De kwestie werd op de spits gedreven 

Je voelde je benauwd, je moest eruit
Je zocht snel je reisspullen bij elkaar:
Maar waar in de wereld vond je dat boek?
Je smeerde alvast brood voor onderweg.

3
Er was een plek waar boeken samen kwamen
Eens per jaar, aan de kades van een stad
Aan een rivier. Je boekte een hotel
Waar Komrij, Wigman, Zwagerman en Brands

hadden overnacht. De nacht van je leven,
dacht je, dus kon je de slaap niet vatten
de Nachtportier wees je naar de kramen
staketsels nog, niet door zeilen bedekt

De kades leeg, een late kroegloper
Probeert een goed gesprek bij zonsopgang
Daar zijn de busjes van de antiquairs
En daar de dozen, Dole, Chiquita

 4
Waarin de handelswaar, de boekenrij
Uitgepakt onafzienbaar, kilometers
Fundgrube, bestimmt,
maar waar te zoeken?
Je kocht een gidsje met een plattegrond
 
De kramen hebben nummers en thema’s
Er is een alfabet, heel handig maar
Jij weet titel noch auteur of uitgever.
Je sluit je maar bij de bezoekers aan
 
Zij hebben lijsten, zijn op zoek naar reeksen
Er wordt gezocht, gekocht en afgestreept
Steeds minder te gaan, de tassen raken vol
Je schuifelt mee, zet je ellebogen uit
.
 

5
Maar was er al over het weer gepraat?
De vijanden van het boek zijn: water,
Vuur, censuur en ook het zilvervisje.
Vandaag viel er geen water uit de lucht.

Er was handelsgeest: alles voor de helft
Zeldzaam, uniek, gesigneerd, alleen vandaag,
Alles tien euro, tenzij lager geprijsd.
Men bood, men dong af en men ging akkoord.

Je keek om je heen: je zag lezers links
Op de stoep, lezers rechts op het muurtje
Verdiept in de aanschaf, verdiept in de vondst
Maar in jouw handen was er alleen gemis.

6
Je liep langs de kramen en raakte bedwelmd:
Die boeken, strips, hier liep je door je jeugd
En dit boek kreeg je ooit van je ouders
Je sloeg het open, je kon de tekst dromen.

Wakker werd je door de geur van wafel.
Warmgebakken met aardbeien en room
Ook was er koffie, ook was er bier
Boeken lieten zich goed combineren.

Je liet je blik over de IJssel dwalen
Nadat je het gedicht op het servet las.
Je luisterde naar de rolkoffertjes
met boeken, en je hoorde je gemis.

 7
Op het plein bevond zich een la
byrint
Ga erin, ried men je, daar vindt u vast
Uw boek. Het labyrint heeft geen uitgang
Je  dwaalt oneindig rond in deze ellips.

Zonder je boek verlaat je ook dit plein
En voeg je je weer in de mensenstroom.
De route ging nu naar een ander plein
Waar schrijvers wachten op hun publiek

De volgende stop was de kraam met de Ramsj
Het lot, de zwarte stip aan de horizon
O god, dan liever nog de Worstenwalm
En de jankende kinderen daarnaast.
 

8
Over janken gesproken. Die schrijver
Van gisteren, die brak in dat interview?
Man – maar hij herpakte zich wel heel erg goed.
Maar al met al had jij nog niet dat boek.

Op de markt zigzagde de mensenstroom
En ook ging men heen en weer, men botste.
Je dacht aan Van Beek, van Robert Anker
Van Goede manieren (je miste hem) 

Zoals hij door een episodisch gedicht
Kon gaan, dat wenste jij ook voor jezelf.
Dat gemak, die souplesse, maar evengoed
Had jij je boek uit je visioen nog niet.

9
Je zocht, keek bladerde, voelde en snoof:
Dit boek was echt van een roker geweest
En dit boek had jaren kelder gehad.
En als je afging op de opdracht

Voorin, met datum en plaats genoteerd
Was hier een vriendschap voorgoed gesneuveld
Voor iedereen te kijk, gênant, eerste druk
Dat wel, dus toch nog aardig aan de prijs.

En deze, gesigneerd, maar wat zegt dat?
Je keek ‘ns om je heen en zag wat rare
Kwanten. Ver van mode afgedreven.
Rare hoedjes, rare jassen, alles raar.

10
En je vroeg je af: ben ik een van hen?
Alles licht beschadigd, stond er op het bord.
En je schudde je muizenissen van je af
Focus’ dacht je, lokaliseer het boek

Dat daar op je wacht, dat je daar verwacht
Opgelucht dacht je, nu ik toch hier ben
Laat ik dan wat favorieten kopen,
Een Henkes een Bindervoet, Lucebert.

Je kocht nog een Fries en een Rus erbij.
Het eind van de Markt was bijna nabij.
Wat zag je daar, je tuurde, wat zag je?
De klok sloeg vijf, je had nog amper tijd.

11
Je zag de omslag, je voelde een rilling
Dit was ‘m, aan het visioen gelijk.
Het boek waar je naar op zoek was, of was
Het omgekeerd? Vandaag kon alles hier.

Je griste het boek van de kraam, betaalde
Veel te ruim, ademde zwaar, en sloeg het
boek open: de pagina was wit, alles was
wit. Het boek was een dummy, onbedrukt. 

Je queeste kwam je ineens belachelijk voor
Waar had je al die moeite nou voor gedaan?
Dat boek, met al die lege bladzijden
Plots wist je het: je pakte je pen en schreef.