zaterdag 29 maart 2025

Zonsverduistering

De maan schoof voor de zon, nam er een hapje uit,
rechtsboven, en hapte langzaam verder. Met als
resultaat dat de zon op de maan ging lijken,
de zon werd een sikkel, of ‘lag relaxt op z’n rug’,
aldus mijn vrouw. Later zag ik dat de zon belletjes
naar boven leek te bluppen, gelijk een vis,
voordat ze haar ronde vorm weer terug kreeg.
Ik borg mijn Eclipse-viewer weer op in de la.

En ik moest denken aan 11 augustus 1999,
Toen we de Totale Zonsverduistering ondergingen,
in Arleuf, Frankrijk. De vogels vielen stil, de schaduw
van de bladeren vertoonden zich half op de grond.
Wij waren het middelpunt tijd en plaats, we keken
naar de hemel en vielen ook stil. Het werd koud.
Wat ging er gebeuren? Kwam dit wel weer goed?

We keken naar boven, de vogels lieten weer van zich horen,
de blaadjes werden weer heel. We gingen naar Le Cornemuse,
het restaurant van het dorp. Daar lachten we en dronken
opgelucht een drankje met de Patron: op de goede afloop.

 

vrijdag 28 maart 2025

Biënnale Venetië 1997

We waren vanwege de Biënnale
naar Venetië gegaan. Het was zomer,
dus retedruk en duur, je sloot de rij.
Je portemonnee was je gelijk al kwijt.

De kunst, zo had je het nog nooit gezien.
Je tuimelde van meesterwerk naar sensatie.
Je ogen jaagden door de catalogus
Dit was dus waar men altijd over sprak.

Dit waren de Gardini paviljoens
Zwitserland, Zuid-Korea, Nederland
Je zag het, maar je wist niet wat je zag.

En Arsenale benam je de adem.
De vaporetto voer je door het decor
terug naar tent, primusbrander en bier in blik.

Vandaag fietste ik naar huis met een exemplaar van De Parelduiker

 

 

Vandaag fietste ik naar huis met een exemplaar van De Parelduiker, kosten 17,50 euro. Wel een beetje veel voor een tijdschrift van 96 bladzijden – waarvan het mij alleen maar ging om de 12 bladzijden die daarin aan Anton Valens zijn gewijd. Twaalf bladzijden, plus de cover, want daar prijkt een zelfportret van Anton Valens, hij heeft zichzelf goed getroffen in de verf en in de streken. Zo blijft hij nog voortbestaan.

Eergisteren dacht ik nog,17,50 euro uitgeven aan een tijdschrift omdat er een artikel over Anton Valens in staat, moet ik dat wel doen? Laat ik er nog een nachtje over slapen, geen impuls aankoop doen. Maar ja, je bent fan, dus de aantrekkingskracht van dat onbekende materiaal bleek sterker dan mijn ratio.

Ach, Anton Valens. Wat heb ik van zijn boeken, zijn oeuvre genoten: Het boek Ont, Meester in de hygiëne, Vis, Het compostcirculatieplan, Een wagon vol duivels, Chalet 152, en Een kniebuiging voor de ezel, dat boek dat ik in december op mijn verjaardag kreeg. En wat eeuwig tragisch dat hij zo vroeg stierf.

Maar wat een fijne, ruwe fragmenten heeft redacteur Johannes van der Sluis gevonden in al die USB sticks van Valens, met zoals hij schrijft: Valens had een oog voor het alledaagse, het banale.

Chantal & Nathalie, oma Nip, die per se gearmd met me wilde lopen, en ik parkeerden voor cafetaria De Sportvriend, net over de brug links. Aan de overzijde van het Hoendiep de gigantische, zachtgele silo’s van suikerfabriek Vierverlaten. Aan de andere kant bakstenen middenstanderswoningen, een barbier, een trimsalon voor honden. Langs de vaart verhief zich de niet al te hoge of architectonisch interessante kerktoren. De Sportvriend, middelpunt van de hangjeugd, was jarenlang de plek van Wieger. Momenteel is hij werkzaam in een armoedige rubberfabriek. De sfeer daar, onder de rook van Vierverlaten, schijnt klote te zijn: de daken van de loodsen lekken, machines zijn oud en stuk, zeer eentonig werk onder beroerde omstandigheden, etc. En dan was er collega Slenderbroek. Deze knakker had tot voor kort de ergeniswekkende gewoonte om pal voor schafttijd uitgebreid naar het schijthuis te gaan en een flinke streep in de pot achter te laten. De wc grensde aan de krappe kantine. Bij het kakken produceerde Slenderbroek veel stankoverlast. Collega-rubbersnijder Hulzebus was op een dag zo kwaad geworden dat hij de complete wc aan gort heeft geschopt. Fonteintje, bril, wc-rol-ophanger, spiegel, tegels met leuk patroon, de wc-pot zelf, de afvoerpijp, de stortbak – Hulzebus had het hele zooitje in puin geramd terwijl de anderen zwijgend kauwend toezagen.

 Ik hoop dat dit nog tot een publicatie leidt, ik kijk ernaar uit.

 

donderdag 27 maart 2025

Ik vroeg aan chatgpt: wat kun je vertellen over Michiel van Hunenstijn

Michiel van Hunenstijn is een Nederlandse schrijver en dichter uit Deventer. Hij onderhoudt een blog waarop hij regelmatig posts plaatst over diverse onderwerpen, waaronder kunst en literatuur.

In het Deventer Dichters Café publiceerde hij gedichten zoals "Je werd in een schoolbank gezet en deed alsof je schreef" en "Laaglandse Hymne, het beleg van het Ultra Centrifuge Nederland".

Daarnaast heeft hij bijgedragen aan discussies over literatuur, bijvoorbeeld door te reageren op recensies in NRC, waarin hij humoristische observaties deelt.

Op 25 mei 2020 deelde hij zijn 'levensboekenlijstje' op een schrijversplatform, met daarop boeken die hem persoonlijk raken.

Verder heeft hij aandacht besteed aan recente ontwikkelingen in de Nederlandse poëziewereld, zoals de herdruk van Marwin Vos' prijswinnende bundel, die volgens hem helaas verloren is gegaan.

Kortom, Michiel van Hunenstijn is een actieve deelnemer aan het literaire landschap, met een focus op poëzie en literatuur.



zondag 23 maart 2025

Kennismaking met Mona Hatoum


De ober van ‘t Kannetje stonk uit zijn mond. Goeie genade. We waren op weg naar Kunsthal Kade, maar wilden eerst lunchen aan de voet van de imponerende Onze Lieve Vrouwe Toren. We waren in Amersfoort. Maar hoe kwam ik daar nou weer? Dat komt door de Boekenweek.

Laat ik bij het begin beginnen. Het Boekenweekgeschenk, dit jaar De Krater van Gerwin van der Werf, kon je vroeger als treinkaartje gebruiken, je liet het zien aan de conducteur, en het was okay. Nu kon je met De Krater een museum binnen. En min of meer toevallig was de keuze gevallen op Kunsthal Kade waar een tentoonstelling was van Mona Hatoum.

Mona Hatoum, ik kende haar niet*, is geboren in Libanon in 1952, als dochter van Palestijnse ballingen, en woont sinds 1975 in Londen. En ze maakt bijzonder mooi en interessant werk. En dat werk is nog te zien tot vier mei 2025, ik vermeld het maar.

Mona Hatoum is een bijzonder veelzijdig kunstenares. Ze maakt sculpturen van metaal, ze maakt objecten van steen en cement. Ze creëert kunstwerken van huishoudelijke artikelen, ze heeft verstand van techniek: ze zet voorwerpen onder stroom. Ze brandt de stadsplattegrond van Beiroet in calqueerpapier, ze bouwt een machine die perfecte cirkels in het zand trekt, (en diezelfde machine egaliseert daarna de boel ook weer perfect, ik werd helemaal Zen door dat proces keer na keer te zien), ze knipt bloemen uit het metaal van oliedrums, ze maakt een geestige foto van zichzelf met een plastic speelgoed soldaatje op haar neus, en ze vult ook de hele Elleboogkerk met een fragiel en imposant kunstwerk, Web, maar de meeste indruk maakte een video van een performance van haar.

De video, de performance, die ik zag heeft vast een naam,maar die weet ik niet. Zal ik maar beschrijven wat ik zag? Mona Hatoum was voor deze performance, gekleed in een overall. En ze droeg een kap over haar hoofd, een soort sok. De setting was een klein zaaltje, de vloer en wand bedekt met plastic en kranten. Met ongeveer 20 aanwezigen. Enfin. Mona Hatoum tijgerde over de kranten naar voren, waar een emmer stond met rode verf. Uit een opgevouwen krant haalde ze borstels waarmee ze de verf, die op bloed leek, uitsmeerde over de vloer. En zelf zat ze ook helemaal onder. Het was geen vrijblijvend iets, deze performance, de kunstenaar wierp zichzelf er vol in. En dit was nog maar het begin. Uit een andere opgevouwen krant haalde Mona Hatoum een groot keukenmes tevoorschijn, waarmee ze gaten wilde snijden in de sok om haar hoofd. Ze begon bij de ogen. Het was doodeng om te zien. Ze prikte, ze sneed. Daarna gleed het mes richting haar mond, om daar te snijden in de stof. De bloedverf glinsterde. Ik rilde.

Mona Hatoum wist, gelukkig, wat ze deed, want de hoofdbedekking ging af, en haar gezicht was ongeschonden. Ze ging opnieuw naar de grond, en rolde en tijgerde weer door de rode verf. Ze wurmde haar blote voet in een strop, en schilderde daarmee de wand: de vergelijking met een lijdende Christus was niet ver.

Maar. We zijn er nog niet. Mona schoof een tafel op het podium, en dekte die met 12 aardewerk borden. Daarna tastte ze met haar hand in haar overall, ze trok er stukken runderlever (of waren het nieren?) uit tevoorschijn – die stukken orgaanvlees (het moeten toch enkele kilo’s zijn geweest)  hadden dus al die hele performance lang, om haar middel gezeten. (Dit was ook het punt dat een bezoeker naast mij, abrupt opstond, en het zaaltje verliet, haha). En met haar keukenmes verdeelde ze de bloederige stukken over de borden, liep het publiek in, en overhandigde de borden met orgaanvlees.

Waar dit nou over ging, en wat dit nou te beteken had, ik zou het niet kunnen zeggen. Maar wat een performance, en wat een kunstenares

 

* Bij wat rondneuzen op internet, bleek ik Mona Hatoum wel te kennen: ik heb haar werk gezien op de Documenta 11 in Kassel in 2002, sorry Mona.

 

zondag 16 maart 2025

Dichtbundel van Martin Rombouts gekocht, aanradertje


 
We gingen naar DAVO om naar Martin Rombouts te luisteren. In de NRC van afgelopen vrijdag had zijn bundel Boek 1, een vijf sterren recensie gekregen. En wat was het nou, een hemelbestormende debuutroman, een dichtbundel, allebei? Ik was benieuwd.

DAVO was een van de vijf locaties waar elk half uur een andere schrijver langskwam. Cursiefjes in de kroeg, heette het, een vast evenement in het kader van de Deventer Boekenweek. We zijn er vaker geweest, het was vaker gezellig en geslaagd gevonden. Lekker kleinschalig en informeel ook. Niet zo’n statische lezing setting.

Toen we zondagmiddag om kwart voor twee richting DAVO fietsen, kwamen ons respectievelijk een brandweerauto tegemoet, met loeiende sirene, een politiewagen, ook met zwaailichten en sirene, gevolgd door weer een brandweerauto en weer een politiewagen. Ze kwamen uit de richting waar wij juist wilden. Moesten we ons vast zorgen gaan maken? Was er een licht ontvlambare dichter geweest, een heethoofdige literator, een fan die in vuur en vlam – Maar in DAVO was alles rustig. Beetje te. We waren vooralsnog de enige bezoekers van Cursiefjes in de Kroeg. Kleinschalig is mooi, maar het moet niet gênant worden.

(Uiteindelijk telde ik twaalf belangstellenden in het vertrek, plus nog iemand van de organisatie).

Martin Rombouts was de eerst voorlezende schrijver. Martin Rombouts  ging stijlvol gekleed in een grijze broek met visgraat motief, daaronder Asics sneakers. Verder droeg hij grijze trui en een wollen colbertje in een kleur die misschien burnt sienna wordt genoemd, maar wat weet ik ervan. Uiteraard had hij zijn bril en kenmerkende haardos bij zich.

En zijn prettige stem. Dat bleek tijdens het lezen.

Boek 1 is een persoonlijk boek. Het is opgedragen aan Addy. En Addy is zijn moeder die gestorven is aan kanker (1957-2022). En het boek gaat, toch ook, over zijn vader.

 ‘Ik niet de duizendmiljoenste
Schrijver of dichter hoef te worden
Wiens kutroman gaat over
Papa.

Omdat hij zich in zijn kutleven
Nooit in iets anders heeft kunnen verdiepen
Dan in zichzelf.

Ja.

Fuck ze.

Fuck recht uit het hart.
Fuck intens dramatisch.
Fuck betekenisvolle details.
Fuck uniek perspectief.

Fuck waardegedreven.
Fuck melancholie.
Fuck langs grachten lopen.
Fuck al dat soort boeken.

Fuck dat ene meisje dat jou niet leuk vindt.
Fuck dat ene meisje dat jou niet leuk vindt met rijke ouders.
Fuck haar rijke ouders.
Fuck rijke ouder.
Fuck al hun dochters.

 (…)

Fuck al die schrijvers,
Lezer.

Ja.

Fuck ze.

 (…)

Fuck hun pretentie.
Fuck hun potentie.
Fuck mijn negen voor wiskunde.
Fuck iedereen met een tien.
Fuck de boekenlijst die ik nooit las.
Fuck boeken.
Fuck VPRO Boeken.
Ja!

Fuck ze.
Fuck Arjen Peters van de Volkskrant en
Fuck al zijn opvolgers, ja.
Fuck ze. Fuck ze. Fuck ze.’

Dit is een fragmentje uit de bundel, te vinden op bladzijde 27, 29, 30 en 31.

De stemming zat er dus gelijk lekker in. Ik moest met al dat fuck dit en fuck dat, een beetje denken aan Evidently Chicken Town van John Cooper Clarke.

Het hele boek (280 bladzijdes), is niet zo. Martin Rombouts bewandelt allerlei wegen en hij hanteert verschillende stijlen. Dan is er plots een ontroerend zinnetje over zijn moeder die dood is, en dan gaat het weer over economie en over piëzo-elektriciteit.

Ik wou maar zeggen: het boek is divers en houdt je erbij.

Ik vroeg Martin Rombouts nog of hij invloed had gehad op de omslag, de cover. Die grote gele letters met hun ronde vormen op een bruine ondergrond. Dat is niet je gebruikelijke dichtbundel. Het moest een beetje jaren zeventig zijn, een beetje de Tarantino filmsfeer, verklaarde hij. Daar zochten de vormgever en hij naar.

En ja, ik zie het boek zo in de boekenkast van mijn ouders staan, daar zou het zo inpassen. (Maar dan heb ik het wel over de buitenkant, ik vermoed dat mijn moeder toch liever Vasalis zou lezen. En mijn vader? Ach, mijn vader.)