In 1987 bezocht ik de Nacht
van de Poëzie, het was mijn debuut als bezoeker, ik wist dus
niet wat ik verwachten kon, behalve dat het erg laat ging worden, dus hadden we
een hotel geboekt, waar we na afloop konden bijkomen van deze overdosis poëzie. Het is al
lang geleden, ik weet niet meer wie ik allemaal zag optreden toen. Door
internet weet ik dat de betreurde Robert Anker en de veel te jong overleden Nico Slothouwer,
er ook lazen – ik heb ze vast gezien en gehoord, maar weet er niets meer van.
Het optreden van Tom Lanoye, toen nog een erg tengere verschijning,
staat me nog wel bij. Hij moedigde het publiek aan om als ze een gedicht slecht
vonden te juichen, en als ze het niet goed vonden, te klappen. Ik vond dat wel
leuk, maar helaas vond een wat zuur gedeelte van het publiek dat niet, en dus
applaudisseerden ze hem van het podium af. En de legende Annie M. G. Schmidt las
haar gedichten: met een loupe op haar bril gemonteerd, anders zag ze het niet.
Maar nu, Nacht van de Poëzie editie
2024. Ramsey Nasr trad onder andere op. En hij besloot zijn optreden met zijn
gedicht ‘De dag
kan komen’, dat hij in 2019 had geschreven voor het 75-jarig bestaan
van zijn uitgeverij De Bezige Bij.
De Bezige Bij is in de Tweede Wereld Oorlog begonnen
als daad van verzet: met hun uitgaven wilden ze geld ophalen om Joodse kinderen
door de oorlog te helpen.
‘De dag kan komen’ is een mooi gedicht van Ramsey Nasr, en
het gedicht gaat ook een mooie dialoog aan met het gedicht ‘Het lied der achttien dooden’ van Jan
Campert, (idd, de vader van), erg verbindend.
Helaas kwam er een flinke smet op het gedicht toen Nasr het
voordroeg. Of eigenlijk net daarna. Want wat gebeurde er? Nadat de laatste
woorden van het gedicht geklonken hadden, nam Nasr een slokje water, je bent acteur of je bent het niet, keek dramatisch de zaal in, en sprak:
'Er is
geen nacht oneindig en geen stilte stil – ‘lang leve Palestina’, dankuwel.
En weg was de poëzie.