maandag 4 november 2024

Het leven gaat door (en de dood ook)

 


Dan is je moeder dood, en gisteren sprak je nog met haar.
Maar nu ligt ze in een mand, want ze is dood. En ze zit de
hele dag in je hoofd (en je keel, buik en in je traanbuis).
Je raapt haar oproep voor de Coronaprik van de mat,
Je zegt haar bijdrage af aan Unicef, je krijgt een bedankje.
Je regelt een container, (zo word je wel heel erg bot gewist),
je voelt je harteloos, je schrijft een gedicht, want dat doe je,
je moet wennen aan de veranderde situatie. Je doet,
maar van binnen ben je diep ontredderd, dat blijkt,
als je ’s avonds de televisie  aanzet en je je verbaast
over het journaal: Oekraïne, Gaza, alsof er niets gebeurd is,
wisten ze niet dan van mijn moeder?

 

zondag 3 november 2024

Rouwen hoe

rouwen hoe doe je dat
rouwen hoe lang duurt het
rouwen hoe lang
rouwen hoe moet dat
rouwen hoe lang duurt dat
rouwen hoe doe dat
hoelang rouwen
hoe rouwen katten

 

(Als je Google de zoekopdracht geeft: rouwen hoe,
dan volgen deze suggesties).

dinsdag 29 oktober 2024

Eeuwigheid, hier komt mijn moeder aan

                  Voor mijn lieve moeder

     11 februari 1934  -  29 oktober 2024 


Eeuwigheid hier komt mijn moeder aan, wacht
even, heb geduld, wees aardig voor haar.
Ze is nieuw hier, kent de weg niet, help haar.
Haar tred is wankel, ondersteun haar, toe.

Eeuwigheid, wees hoffelijk, wees beleefd.
Mijn moeder is oud, broos en nu ook dood.
Ze sprak zinnen die dwarrelden als sneeuw.
Vrolijk strooigoed, confetti van woorden.

Dood, wees aardig tegen deze dame
die mijn moeder is. Want ik ben haar zoon.
Spreek wat Frans met haar, citeer een gedicht.
Haar geest vervliegt. Zij is, maar niet meer hier.

Dood, vraag haar over vroeger en moeder,
haar dochter, stil en koud van even zeven
maanden, en breng haar weer tot leven.
God, geef haar tijd om dat weer in te halen.

Dood, zij eindigt hier bij jou voor eeuwig.
En ik blijf achter, levenslang haar zoon.
Verlicht haar nog heel even voor ze in de nacht
verdwijnt, en dek haar zachtjes toe met vroeger.

                                

                                           

zaterdag 26 oktober 2024

Het donker reed in de Saab van je vader

Het donker reed in de Saab van je vader, maar wacht,
hij zat zelf achter het stuur van de rode, inmiddels classic 96.
En zijn vrouw, mijn moeder, zat naast hem, allebei de gordel om,
drie-punts, wat kan hen gebeuren? Toen ze voor je huis stopten,
draaiden ze het raampje met de hand naar beneden,
ze lachten en wenkten. Net toen je ze tegemoet
wilde lopen, reden ze weg en lieten je achter.

Het donker rijdt niet in de Saab van je vader,
en je moeder, zijn vrouw dus, zit niet naast hem.
En het donker rijdt niet in een tweetakt,
en zeker nu niet, wat haal je je in je hoofd jongen,
wat beeld je je in. Je vroeg je af waar hij heen reed,
of vond hij zelf eerder dat hij ergens vandaan ging?
Je keek de achterlichten na, de rode puntjes gloeiden
in je ogen. Hij was hier niet, hij was hier niet thuis.

 

woensdag 23 oktober 2024

Kennis der clichés

Van de week bezocht ik een tentoonstelling, kunst.
En ik liep haast gelijk weer naar buiten, niet vanwege
de schilderijen en objecten, maar vanwege de bordjes.
Eigenlijk begon het al bij het eerste bordje: het schilderij
was geen schilderij, maar een ode. En ik weet niet hoe
het zit met andere liefhebbers, maar dat iets als een ode
wordt omschreven, of een ode is, dat heb ik de afgelopen
jaren net te vaak gelezen. Bedenk ‘ns wat eigens, schrijf
niet andermans teksten over. De ander bordjes waren niet
veel beter. Daar was weer een kunstenaar die het spanningsveld
onderzocht tussen dit en dat. En daar was een kunstenaar
die iets verkende of verkend had, en daar iemand die reflecteerde,
en de kunstenaar die bezig was met verbindingen en identiteiten
was natuurlijk ook aanwezig. Ook was er een die structuren
wilde blootleggen en vervolgens aan de kaak wilde stellen
(of net andersom, het begon me inmiddels te duizelen)
En elders werd er strijd geleverd, of een verhaal verteld,
of misschien wel beide, en daar benadrukte een kunstenaar
de gelaagdheid in zijn werk. Ik zocht het bordje: uitgang.

zaterdag 19 oktober 2024

De dag kan komen - en weg was de poëzie

In 1987 bezocht ik de Nacht van de Poëzie, het was mijn debuut als bezoeker, ik wist dus niet wat ik verwachten kon, behalve dat het erg laat ging worden, dus hadden we een hotel geboekt, waar we na afloop konden bijkomen van deze overdosis poëzie. Het is al lang geleden, ik weet niet meer wie ik allemaal zag optreden toen. Door internet weet ik dat de betreurde Robert Anker en de veel te jong overleden Nico Slothouwer, er ook lazen – ik heb ze vast gezien en gehoord, maar weet er niets meer van.

Het optreden van Tom Lanoye, toen nog een erg tengere verschijning, staat me nog wel bij. Hij moedigde het publiek aan om als ze een gedicht slecht vonden te juichen, en als ze het niet goed vonden, te klappen. Ik vond dat wel leuk, maar helaas vond een wat zuur gedeelte van het publiek dat niet, en dus applaudisseerden ze hem van het podium af. En de legende Annie M. G. Schmidt las haar gedichten: met een loupe op haar bril gemonteerd, anders zag ze het niet. 

Maar nu, Nacht van de Poëzie editie 2024. Ramsey Nasr trad onder andere op. En hij besloot zijn optreden met zijn gedicht ‘De dag kan komen’, dat hij in 2019 had geschreven voor het 75-jarig bestaan van zijn uitgeverij De Bezige Bij.

De Bezige Bij is in de Tweede Wereld Oorlog begonnen als daad van verzet: met hun uitgaven wilden ze geld ophalen om Joodse kinderen door de oorlog te helpen.

De dag kan komen’ is een mooi gedicht van Ramsey Nasr, en het gedicht gaat ook een mooie dialoog aan met het gedicht ‘Het lied der achttien dooden’ van Jan Campert, (idd, de vader van), erg verbindend.

Helaas kwam er een flinke smet op het gedicht toen Nasr het voordroeg. Of eigenlijk net daarna. Want wat gebeurde er? Nadat de laatste woorden van het gedicht geklonken hadden, nam Nasr een slokje water, je bent acteur of je bent het niet, keek dramatisch de zaal in, en sprak:

'Er is geen nacht oneindig en geen stilte stil – ‘lang leve Palestina’, dankuwel.

En weg was de poëzie.

donderdag 17 oktober 2024

Bij de dood van

Tsja, zo sta, of in jouw geval: lig
je dan op je laatste foto’s, met
je, o, beginnersfout, amateur,
ogen dicht. En je had wel ‘ns
in de spiegel mogen kijken
voor dit moment, want echt:
je ziet er niet uit, vieze haren,
dacht je dat je in vrede zou gaan?

Wat ging er door je heen?
Waar zat je met je hoofd? Er zit
een gat in je schedel. En je mond
staat open. Staat nogal dom. Is
een dingetje, moet je op letten.
En man, je kleding, al dat stof,
dat gruis, dat vuil: je ziet er niet uit.
Je weet toch: zo beland je in de media,
wat moet je moeder wel niet denken?

Was je je wel ‘ns? Er zit bloed,
heel veel bloed, aan je handen,
ik bedoel hand: waar is je andere?
Hoe wil je herinnerd worden? Zo?
Creperend in een fauteuil, met enkel
een drone als belangstellende
voor je laatste adem en stuipen.
Dude, echt, wat was je denkende?