Er hangt een ster voor het
raam
hij is verlicht, er schijnt
een ster
voor mijn raam, vanaf de
straat
kun je het zien: daar is het
licht.
Er was hier geen kribbe, geen
kind,
mijn vrouw is geen moeder en
ik
ben vooral cynisch en niet
altijd
verantwoordelijk, ik zie niet
altijd
het schone het goede, het
ware -
(u weet wat ik bedoel) en ik
vloek
met Uw naam, en U verloor Uw
zoon
dat moet ook voor U, ook al
was het
voorbestemd, ja dag,
onverteerbaar
zijn geweest, zelfs voor een
God.
Vanochtend haalden we een Kerstboom,
stalletje eronder (de kribbe,
met daarin
Uw zoon), een os, een ezel,
en buiten
de herders, kudde schapen en
in de verte,
de koningen drie stuks, U
kent uw personeel.
Er hangen kransjes in de boom
en een engel
die nog over mijn moeder
waakte, U kent haar,
ze spreekt over Mozes en
Aäron, (en ze zei dat
de Schepping nog lang niet voltooid was)
weet u nog? Er is hier, de krant valt in de bus,
nog geen vrede op aarde. Er zijn aanslagen,
Maagdenburg, de kerstmarkt aldaar, U weet,
U wist. Nou wil het geval, God, nu ik U toch
spreek, dat ik verjaar met Kerst, dat ik, net als
Uw zoon, geboren ben met Kerst, dat schept
een band – dacht ik, mag ik hopen, dus, die vrede,
hier op Aarde, wat denkt U, wordt dat nog wat?