dinsdag 1 juni 2021

Wessel Zuselerstraat

Het was een mooie zomerdag en we
deden een tussen-de-middag-wandeling,
mijn lief en ik. Niets spectaculairs,
gewoon hier door de buurt. Een thuiswerkers
ommetje, de bekende weg, niks te vragen.
Alles bekend, van de tuinen, de huizen
en hun bewoners. Dat is ook Zen, ik word
er rustig van, zonder cursus, zonder
af te reizen naar Thailand. Of dat land
ernaast, dinges, enfin. Je slaat de hoek om
van die straat waarvan je de naam nooit weet,
(wie heet er dan ook zo, dacht je, verderop was
er ook zo’n straat met een onmogelijke naam)
passeer je een minibiebhuisje, nieuw, in de voortuin.
Kinderboeken, boeken voor volwassenen, thrillers,
literatuur, alles, in goede staat, dankzij het goedgebouwde
kastje, dat waterdicht was en waarvan het deurtje
goed sloot. Je zag een bloemlezing van Komrij
over de Dood. Die nam je mee. Gratis, voor niets.

Jij nam dat boek mee, de Dood zelf
zou jou zelf ook nog wel ‘ns ophalen. Vast.
Ook voor niets, gratis. Je naam stond al genoteerd,
En de datum was ook al bekend. Maar waar? Vroeg
je je af, in Parijs, of hier, in de Wessel Zuselerstraat?

Maar eerst zocht je nog of Menno erin stond,
Menno Wigman, want zeg je Menno dan zeg je dood,
en ook andersom Je vond ‘m. En je las zijn gedicht
al brevierend voor in het park. Tussen de bloemen
die blauw waren, en wit, geel, roze, rood en lila.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten