Wij waren die ingenieurs van Rijkswaterstaat
die aangesteld waren om de IJsselbrug te bouwen
die de A1 snelweg zou verbinden. Dat is dus
de brug over de IJssel bij Deventer. Jij begon
van jouw kant te bouwen. En ik begon van mijn kant.
Dat is wat je samenwerken noemt. Man,
wat een techniek, wat een energie. En alles
was tevoren doorberekend. De hoogte, de massa,
die aangesteld waren om de IJsselbrug te bouwen
die de A1 snelweg zou verbinden. Dat is dus
de brug over de IJssel bij Deventer. Jij begon
van jouw kant te bouwen. En ik begon van mijn kant.
Dat is wat je samenwerken noemt. Man,
wat een techniek, wat een energie. En alles
was tevoren doorberekend. De hoogte, de massa,
het materiaal, de risico’s,
voor zover daar geld
voor was natuurlijk. We
gingen daar de hoogte in,
de weilanden over, de rivier
over! Hier was
nog nooit eerder iemand
anders geweest.
En ik moest al die tijd denken aan jou.
En ik moest al die tijd denken aan jou.
Jij was aan de overkant. En
ik was hier.
Hier zette de mens zijn
handtekening
over het landelijke landschap.
Hier klonk
de herrie van de vrachtwagens,
de boren,
het storten van het beton.
Hier werd een brug
gebouwd vanaf twee zijden van
de rivier,
ze zouden elkaar ontmoeten in
het midden.
Daar zou de verbinding worden
gelegd.
En ik wist: dat waren wij.
Jij was daar, ik hier.
Was het omdat ik je miste?
Kwam het omdat
jij mij miste? Waren we niet
gefocust, niet scherp?
Zagen we de misrekening in de
blauwdruk niet?
Lag het aan ons? Jij was aan
de overkant.
Jij was aan de overkant. Ik
hoorde je niet.
Er was geen verbinding, er
was geen brug.
Jij stond daar gebogen over
de bouwtekeningen,
je stuurde ’s ochtends jouw
hele team aan,
tenminste, dat lees ik hier.
En ik het mijne.
We hadden liniaal, we hadden calculators
en beton,
we hadden budget. We hadden
een tijdvak.
En ik miste jou de hele tijd
door. Maar, de eindstreep
kwam in zicht. De pers, camera’s
en burgemeesters
stonden paraat bij de
feestelijke onthulling van wat
een historische constructiefout
bleek te zijn,
en niet zo’n kleintje ook: de
brugdelen, van beide
kanten gebouwd, bleken niet
aan te sluiten.
Er was verschil, van zo’n
vijftig centimeter. Liefje,
lag dat aan ons? Waren wij
afgeleid? Hadden we
elkaar toch iets te hoog
ingeschat? Die knik, het zou
een begrip worden: de knik
van Deventer. Doeng, doeng,
doen de wielen van je auto
dan. Elke keer weer. Decennia
later voel je nog steeds
die knik, dat doeng, doeng.
Elke keer weer. Iedereen voelt
dat, die blamage,
dat tekort schieten. Liefje, is die knik iets van ons?
dat dat het is waarom wij elkaar nooit echt bereiken,
dat we de boel niet goed kunnen overzien,
niet goed kunnen inschatten en dat we mekaar,
jij ben daar, ik ben hier, nooit goed kunnen bereiken?
dat tekort schieten. Liefje, is die knik iets van ons?
dat dat het is waarom wij elkaar nooit echt bereiken,
dat we de boel niet goed kunnen overzien,
niet goed kunnen inschatten en dat we mekaar,
jij ben daar, ik ben hier, nooit goed kunnen bereiken?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten