Een idee voor een gedicht
diende zich aan, een ingeving eigenlijk, een vaag omlijnde flard. En dan moet je, ook al ben je
met iets anders bezig, dat idee gelijk noteren. Niet denken: dat onthoud ik
wel, want dat onthoud je niet, dat vergeet je weer en heb je daarna spijt van –
ervaring ja. Het was ook eigenlijk niet meer dan een vaag besef, een knagend
gevoel, niet meer dan dat. Dus, actie, laptop opengeklapt, nieuw Word-document
open geklikt, en poëtische inval daar getypt. Daarna voorover geleund en
getuurd, daarna achterovergeleund en gefronst. Was dit het? En wat nu? Je typt
een tweede zin erachter en nog een eronder. Je had geen idee. Waar ging dit
heen? Wat moet er geformuleerd? Een gedicht? Raar ding: je begon bovenaan de
bladzijde en onderaan was het alweer afgelopen. Eigenlijk deed je het meeste
maar op goed geluk met af en toe een tref. Rijmen deed je niet. Lettergrepen
tellen ook niet. Je tikte geen ritme mee tijdens het schrijven. Je streepte
twee regels door. Zo. Was het nu beter? Eenheid van stijl? Leek wat je schreef
niet op iets wat je al eerder had gemaakt? Of was dat juist goed dat je je
herhaalde? Je typte lukraak nog drie regels erbij; ze bleken goed te passen.
Hoe heette die dichter nou die dat ook deed? Jij bepaalde hier wat er op papier
kwam. Wie was er hier de dichter, wie maakte hier het gedicht?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten