Ik
richt mijn penseel op het doek,
het
penseel trilt, vangt, gelijk een antenne,
vibraties
van de kosmos op, de oorsprong,
het
universum dat, hangende dit tijdsgewricht,
ongeduldig
op ons wacht.
Wij
staan hier aan de oorsprong,
en
tegelijk de grens, van de
volledige
abstractie – ik zeg het
maar
zoals het is. Het doek wacht
op
verf: op rood, blauw en geel.
Ik
verf de groene bladeren van de tulp wit.
Groen
is niet te doen: hier gaat het over
zuiverheid,
harmonie en precisie.
Hier
gaat het over de volledige abstractie,
het
gaat hier over, vooruit, abstract-reëel.
Er
zijn geometrische principes,
over
de rechthoek, over de non-kleuren:
grijs,
zwart en wit. Maar nooit een diagonaal,
mijn
hemel, nooit een diagonaal!
Om
Adolf Loos te parafraseren:
“Diagonaal ist ein Verbrechen!”
We
werken hier aan de kosmische ordening.
En
niets minder - vooruit dan: het leven.
Ik
trek mijn penseel en richt op het doek .
We doen een gooi naar de
eeuwigheid.
Welkom op ons eeuwfeest.