Hij
staat daar bij de balie, plastic tasje in zijn hand.
Hij
zit daar aan die tafel, bladert in een Panorama.
Hij
bestelt een bami met een loempia.
Hij
gooit een munt in de fruitkast.
Hij
bestelt een shoarmarol
Hij
bestelt een frietje met, met kroket.
Hij
swipet door zijn telefoon.
Hij
bestelt een roti met een blikje Fernandes, groen.
Hij
volgt de vissen in het aquarium.
Hij
bestelt een pizza en blikje bier.
Zijn
fiets/scooter/auto, staat buiten.
Hij
kiest zonder het menu te bekijken.
Hij
is de man die weet wat hij wil.
Hij
is de man die eet wat hij wil.
En
dat doet hij altijd.
Dat
doet hij altijd alleen.
Hij
is alleen.
Hij
is de afhaalman.