In
de zomer paste ik op het huis van vrienden.
Ze
waren op vakantie. Ik keek uit over weilanden.
Verderop
werd een schuur gesloopt. Het geluid van
metaal
en steen dat in de containers werd gegooid.
In
de verte de wiegende rij van masten, boten
in
de wacht voor de brug, meeuwen in de lucht.
De
avondvierdaagse kwam ook voorbij. Er klonk
gezang
en daarna lag de straat bezaaid
met
mandarijnenschillen. Er waren koeien die
hun
tongen om takken sloegen. ’s Ochtends waren
er
konijnen en ’s avonds zwaluwen en vleermuizen.
’s Nachts waren er blote vrouwen op de televisie.
’s Nachts waren er blote vrouwen op de televisie.