woensdag 22 juli 2015

Voor Bert, met sorry



Steeds weer schrik ik stikkend wakker: Bert valt in de sloot,
en ik heb het gedaan, voor Bert dreigt de verdrinkingsdood.
Ik heb Bert van die brug geduwd, het ging zo opeens:
hij stond op die leuning, en ik gaf toen plots die duw.
Zwemmen kon hij niet, misschien was de sloot niet diep.


Ik was vijf en Bert waarschijnlijk ook, ook al leek hij wel erg groot,
daar staand op de leuning van die brug. Ik wist van geen gevolg,
ik gaf een duw, een por, en Bert viel naar beneden.
En ik liep door. Vissers haalden hem uit het water.
Hij was erg nat, erg rood en hij huilde hard naar huis.

Nooit heb ik iets over Bert en over die duw gehoord.
Er volgde geen straf, geen boze ouders op de stoep.
En nooit is er over gepraat, is het wel echt gebeurd? 
Toch schrik ik steeds naar adem happend wakker;
Bert, die brug, die duw op die weg van school naar huis,
dat was ik. Maar wat me het meest de adem beneemt,
is het eeuwige zwijgen: niemand die het weet.

En elke ochtend schrik ik weer stikkend wakker:
Bert komt dan weer naar boven en niemand weet
dat ik eeuwig Bertje bijna verdronken heb.

maandag 20 juli 2015

Nachtdienst



Gisteravond rond elf uur, kwam ik haar tegen,
ze liet haar honden uit: het zwarte hondje liep links
en het witte hondje liep rechts van haar aan de lijn.
Vanochtend om half acht kwam ik haar weer tegen:
het witte hondje liep nu links van haar,
en het zwarte hondje liep nu rechts.

vrijdag 17 juli 2015

Alles wat is


Ik moest en zou een Salter lezen, James Salter.
Er was geen houden meer aan. Een oude vriend
voerde de druk op: of ik wel wist
wat ik wel niet mis liep:
een epos, familie, literatuur meneer,
van de bovenste plank, van de hogeschool
van de Olympus, die lichtheid! het leven zelve!
Dus ik toch overstag en ’Alles wat is’ ,
wat mij toch grammaticaal niet helemaal
correct leek, maar soit, een kniesoor immers,
aangeschaft. Heb ik, in mijn vakantie,
dat hele ‘Alles wat is’, uitgelezen,
ook al zou: doorgeploeterd
meer op zijn plaats zijn. Man, man.
Het aantal keren dat zijn personages
iets ‘simpelweg’ zeiden, was niet bij te houden,
gek werd je d’r van, met hun simpelweg.
Nee, die Salter had het bij mij verbruid.
En dan die, als je het een metafoor kunt noemen,
hoe hij een orgasme van zijn hoofdpersoon beschrijft:
‘hij kwam klaar als een drinkend paard.’
Nou heb ik nog nooit een drinkend paard
zien klaarkomen, dus denk ik dat die Salter
iets anders bedoelde MAAR SCHRIJF DAT DAN!
Dat dat boek, Alles wat is, zo tegenviel,
dat vind ik niet eens het ergste,
immers, wie is die Salter anyway?
Maar dat de vriend die mij vroeger
Dostojewski aanraadde, en Tsjechov en Gogol
en Tolstoi, met Salter aan kwam zetten,
dat doet mij zeer verdriet.


Het waaide


Het waaide op de berg
het waaide op de weg
het waaide over de velden
het waaide door het graan
het waaide over het water
het waaide om de kathedraal,
het waaide om de masten
en de tuien van de brug
het waaide door mijn kleren
het waaide door mijn verleden:
het waaide in mijn hoofd,
die wind die ging nooit liggen.

Heino

Gisteravond zag ik Heino in een café.
Hij droeg zijn zonnebril (natuurlijk),
witte kuif, strak gestyled,
nog steeds een parelwitte lach.
Hij rekende de drankjes af.
Zijn vrouw droeg een plastic bloem
in d’r haar. Heino was gekleed
in een kekke oranje regenmantel,
vreemd genoeg een damesmodel.