Is het de macht van de nacht,
dat hij de hele wereld, nou ja, de halve eigenlijk,
op zwart zetten kan? En is dat zijn praal,
dat oneindige sterrengeblink?
Is het de rivier, die machtige stroom,
die alles op zijn weg opstuwt en wast?
Drenkelingen wiegt, en op weg naar het nieuws huizen verwoest,
en die op zondag een spiegel voor de zwanen is?
Is het de vrouw, haar heupengedraai,
het borstengepronk, de buik- en billenpracht.
Dat ze zwaait met d'r haar, blikt met haar ogen.
De lipjes netjes gevouwen, geheimpje, niemand zeggen.
Is het de macht van de metastase,
die dappere eigenwijze cel, die naar
verboden plaatsen gaat. Is het de praal
van die dansende delende cel?
Is het de macht van het doek
die de mensen in de rij laat staan.
De magistrale toets, de fraaie streek,
de mystieke ervaring, tot tranen geroerd?
Is het de macht van de dood, de lange stoet
is het de praal van de bloemen op het graf
de ziel van de vlinder naast de Bob de Bouwerballon?
Zijn het de wormen, is het de macht van de lokkende
eeuwigheid?