woensdag 26 december 2012

Nacht in Sint Bernardus

Mijn pieper geeft de verdieping en de kamer op het display.
Mw. B. heeft in bed geplast, zegt ze. En gepoept, merk ik.
Dit kost me zeker drie kwartier, geeft niks, zeg ik.
De heer A. belt. Had hij gebeld? Hij weet het niet.
Zijn ogen zwemmen en zijn handen plukken in het niets.
Ik doe het licht weer uit, nu is hij weer de schim die hij al was.
De ramen zijn rond hier in de gang, het huis is als een schip in de nacht, 
we koersen op de ochtend af, en buiten is er niets.
 
Mevrouw G. die mist haar overleden man
bij zijn foto brandt ze een kaarsje en plaatst ze
een glas melk en een boterham, 'krachten waarmee hij verder kan',
zegt ze. Mevrouw V. kan niet slapen en is depressief.
Mevrouw laat je met moeite gaan, de nacht beklemt, benauwt.
Haar kamer is klein, bevat het leven,
maar dan geconcentreerd: foto's van de kinderen op het dressoir,
de medicijndoos, de kerstkaarten en de klapper: het zorgdossier.
De staartklok aan de muur slaat zwaar drie keer. 

Mevrouw K. heeft al vijf keer gebeld,
zoals ze daar aangekleed zit, met het stapeltje post op schoot.
Ze praat tegen de wereld, haar dochter, haar moeder misschien,
ze zit daar, in de schemer, ik kan er niet bij.
 
In het kantoor noteer ik kamer en tijd,
de wens van de zorgverzekeraar.
M’n pieper gaat, mw. Z. belt, ze wil wat drinken.
Staat naast haar bed, vraagt waar ze is, en gaat haar hart niet veel te snel?
Mevrouw hecht aan haar ritueel: zij is bang en ik stel haar gerust:
‘Ja, morgen ben ik er ook, ja, ik laat het licht aan, en gaat u maar slapen’.
M’n pieper gaat door de nacht, en buiten fietst alweer de krantenjongen.

januari 2012

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.