vrijdag 30 april 2021

Van Gogh Museum

Directeur Emilie Gordenken van het Van Gogh Museum in de NRC van 29 april: ’Toch wil ik de perceptie weerspreken dat de depots vol liggen met objecten die het daglicht nooit zien. Wij hebben bijvoorbeeld 4000 brieven en veel prenten en pentekeningen, die zijn kwetsbaar en mogen maar weinig op zaal hangen omdat ze door het licht verkleuren. Die liggen goed in het depot.’


woensdag 21 april 2021

Herfst in Suriname

Edgar Cairo? Jazeker ken ik die.
Ik heb zijn verzamelbundel LELU! LELU! Het lied der vervreemding
in mijn boekenkast. Maar de meeste indruk maakte hij
op mij met zijn optreden tijdens One World Poetry,
1987, de Melkweg, Amsterdam. Stond hij daar,
in zijn kleurrijk pak op het podium: ‘Als puber
in Suriname ontwaakte mijn literaire ziel. En daar,
in Suriname, schreef ik mijn eerste gedicht: Herfst.’

dinsdag 13 april 2021

Aftershave

Ik was een nachtje blijven slapen in het huis van mijn vader. Niet gepland, dus ik vroeg of ik gebruik kon maken van zijn scheergerei. ‘Tuurlijk’, zei hij, ‘het staat allemaal op het planchet.’ Dus ik zeepte m’n kaken in met hetzelfde merk scheerzeep dat ik thuis ook heb. Zo gaat dat kennelijk, van vader op zoon. En ik schoor mezelf glad. Maar nu de aftershave. Waar stond die? Dat was vast van een ander merk dan dat ik gebruik, want ik zag het flesje niet. Ik ging alle flesjes op het planchet na van links naar rechts. En daarna weer terug van rechts naar links. Geen aftershave. Mijn huid trok toch een beetje strak, een beetje verzachtende aftershave zou welkom zijn. Dus ik zei tegen mijn vader: ‘Ik kan de aftershave niet vinden. Die staat niet op het planchet.’ Mijn vader zei: ‘Hoe kan dat nou, hij staat er wel. Ik heb ‘m vanochtend nog gebruikt.’ En hij liep voor me uit naar de badkamer en pakte daar van het planchet een flesje, draaide zich om naar mij en hield het voor me, ‘hier staat tie.’
Ik keek naar het etiket, daar stond: Deodorant.

 

woensdag 7 april 2021

Heb jij je hartje al aan Jezus gegeven?

 


Hoe je daar gekomen was, wat je daar deed en hoe het precies zat, dat wist je natuurlijk niet, je was acht, misschien negen. Je ouders waren daar, in de nadagen van hun geloof. Maar wat deden ze daar? Jij ging mee op de achterbank van de auto. En daar stond je, bij zo’n beetje het meest afgelegen huis van Nederland. Ergens in de wouden tussen Loenen en Eerbeek. Wat deden je ouders daar? Kenden ze die man? De man die jou aankeek en vroeg: ’Heb jij je hartje al aan Jezus gegeven?’ Je had geen idee. Wat werd er tegen je gezegd, welk antwoord werd er van jou verwacht? Je hartje?

 Later, jaren later, bleek dat je in het huis geweest was van Johannes Roeleveld van Takkebos, bijgenaamd: De Noach van Eerbeek. Johannes Roeleveld was niet alleen zwaar gelovig en Evangelist (in zijn tuin stond een bord met daarop JEZUS LEEFT), maar hij was ook preparateur. En daar, in de bunkers onder zijn huis, kwamen die twee geesten samen, de Evangelist en de Preparateur.

 De politie deed in 1982 een inval bij hem omdat er het vermoeden bestond dat hij beschermde diersoorten in zijn bezit had. En dat klopte. Johannes Roeleveld, hij dacht dat hij Uitverkorene, de Prediker, de Apostel was, had voor zijn Ark 200.000 opgezette dieren opgeslagen in de ruimtes onder zijn villa. Wachtend op de eindtijd, wachtend op het signaal van de opstanding. Hij verklaarde dat God hem die opdracht had gegeven. Hij noemde zich een trouwe slaaf van de Heer en was ervan overtuigd dat Jezus hem zelf, en de hele beestenbende, zou ophalen over een door hem gebouwde brug en door een gouden poort. En die taxidermist, de Noach van Eerbeek, had aan jou gevraagd of jij je hartje al aan Jezus had gegeven. Je rilde.