dat was die bromtol op die steel.
Hij had zo'n zwarte knop, wel
sjiek,
je drukte erop en hij draaide
rond,
je drukte erop en hij draaide
rond, rond, rond.
Maar ik ben dus van later datum en
van steen.
Ik ben glad van buiten, voel maar,
en ruw van binnen.
Dat weet ik, want ik mis een
stukje.
Weet je nog, toen je me tegen
die muur keilde?
Ja, dat was om die ex, die rookte
Pall Mall, dat ik dat nog weet.
Ik zie haar nagels nog en die
filters.
Mijn hart is in het midden
en is rood,
daar gloeide jouw as, overdag
maar ook 's nachts.
Ik telde je peuken, dan wist ik
hoe het met je ging.
Waren het er veel, waren het er
weinig of
waren ze nijdig verfrommeld een
enkele keer.
Ik zag je 's ochtends vroeg als
eerste, zag je 's avonds als laatste.
Ik ken je. Want ik ben je asbak.
Ik was je asbak al die jaren.
En nu sta ik al jaren opgeborgen
in een kast.
Geen peuken meer, en niet meer het
centrum van het leven
Mijn rode hart blijft koud.
Geen vuur meer dat er opgloeit tussen jou en mij.
Ik eindig in deze kast, of op een
rommelmarkt misschien.
Of ik duik op, vast uit mededogen,
of als camp, godbetert,
bij een AKI-presentatie. Maar ik
kan er tegen.
Ik heb een hart. Ik ben een asbak.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten