Ik ben bezig in de essaybundel van Dirk van Bastelaere Wwwhhooosshhh
Over poëzie en haar wereldse inbedding.
Niks aan de hand, ik lees wel vaker gedichten, of over gedichten. Maar dan. Dan beland ik ineens op pagina 154. En daar lees ik…
Het is een letterlijk letterlijke betekenisloze gebeurtenis, die helemaal geen mantra is, geen aan pre-antieke rituelen herinnerend (ritmisch) klankpatroon dat enkel om zijn formele schoonheid dient te worden bewonderd, maar een gebeurtenis die subject en betekenis tijdelijk in een eclips plaats. Op het eerste gezicht/niveau een compensatie voor de syntactische fragmentatie bij middel van een klankrepetitie die ongrammaticale proposities aan elkaar breit met een semiotisch stramien, is het eigenlijk een onzinnige gebeurtenis, een paragrammatisch exces, een schizoïde flow, een subjectverdunner, een verontrustende, lichamelijke grom, die op transfrastisch niveau een materiele, lichamelijke, betekenisloze structuur tot stand brengt.
Het is deze structuur die de logica en grammatica van de symbolische orde doet vervloeien, en zo de tekst tot lichaam maakt. Kristeva brengt dit soort verschijnselen in verband met de chora, een begrip dat ze aan de Timaeus van Plato ontleent, en dat een moederlijke, amorfe, recipiënt aanduidt die de taal in haar structuren (woorden, figuren, verbanden) voorafgaat – een smerige, vettige plek, waarvan echo’s nog naklinken in onze stembuigingen, klanken en ritmes. Een lillend, van bloed doortrokken rizoom, dat zijn peesdunne tentakels uitstrekt tot in onze keyboards en ons strottenhoofd en dat lelijk in onze dromen huishoudt. Het is de plek die aan de genotekst ten grondslag ligt en die bijvoorbeeld bij Artaud een bijzonder prominente rol speelt, zo prominent zelfs, dat allerhande glossolalieen die met de chora / genotekst in verband worden gebracht bij hem aan de fenotekst (des)organiseren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten