In de super zag je haar, in het zwart gekleed
stond ze daar bij de groente.
Op haar tas las je
een rijtje filosofen: Adorno,
Foucault, Holmes –
en nog zo wat. Mevrouw was
niet van de straat.
Buiten barste een onweer los.
Je schuilde in
een portiek waar net een man
een vuurtje
gaf aan een vrouw. Uit de cafetaria
ernaast
klonk operamuziek. Je
schraapte je keel, kuchte
en dacht daarin je vader te
horen (van vroeger).
Toen je ooit hoog op een
toren stond, dacht je,
dat als je naar beneden zou
springen, behoedzaam
van tak tot tak naar beneden
gewiegd zou worden.
en heelhuids op de grond gezet:
partijtje kierewiet.
Thuis hadden de buren ruzie,
je had de aanleiding,
de inleiding gemist, je viel
midden in het geschreeuw
de verwijten, de knallende
deur, en ondertussen
zat jij maar met een gedicht
dat niet wilde lukken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten