Vanuit de trein zag je het groot op een fabrieksmuur staan: Free Palestine, we reden Leuven binnen. De taxi was een Tesla en de chauffeur rekende knap veel voor het ritje. Het terrein rond het hotel was niet klaar: de groendienst was nog bezig met gras, border en struik. Je omzeilde de plassen in het zand. In de lobby van het hotel verzamelde zich een Fins dames basketbalteam, allemaal in trainingspak allemaal op badslippers – allemaal blond.
Naast het hotel werd een kinderkermis opgebouwd, de lampjes bakenden het pad. Hier stond ooit een ziekenhuis, las je. Dat was gesloopt, en in afwachting van de ontwikkeling van dit terrein (hoge gebouwen, gokte je), was dit een culturele ontmoetingsplek.
Café Gambrinus was onze eerste stop. De stamkroeg van het fictieve personage, hoofdinspecteur Thomas Berg (uit de misdaadromans van Jo Claes). De dag erna was er in de Standaard Boekhandel een signeersessie van de eveneens Vlaamse auteur Dominique Biebau, maar daarover later. Gambrinus, ‘met voorsprong het mooiste café van Leuven’, noteerde ik uit de mond van een, uh, Leuvenaar, is rustig en klassiek, en precies in het centrum.
De dag erna zette auteur Dominique Biebau zijn opdracht, met vulpen, in zijn boek Duivelsklauw, en vertelde over zijn werk, docent, en over de plek waar hij dat uitoefende 'dat Harry Potter kasteel'.'
In het voorportaal van de Schouwburg, speelde een jonge Leuvenaar op de piano, die daarvoor bedoeld is. Zijn klanken waaierden lokkend over de straat. Een gratis concert, van een lange compositie, een lang stuk. En de pianist verdiende een groter publiek dan mij, Maria en nog een passante.
In het cultureel centrum, naast het hotel, zag je jongeren breakdancen, grondacrobatiek, ze draaiden rondjes op hun hoofd.
In het hotel begon je in Picknick op het ijs, van Andrej Koerkov en luisterde je naar RobertWyatt, wie kon er klaaglijker en ijler zingen dan hij?
Als je uit het raam keek, zag je in de hoogbouw, iemand op de hoogste verdieping, een silhouet, een man naar hier kijken, je deed het gordijn dicht.
's Nachts droomde je over je moeder. En over een galerie waar je heen ging en nooit aankwam.
Leuven bood je boeken, je kocht er acht, kringloop, Oxfam. Leuven bood je ook stegen, pleinen en de winkel van Nellie Daas (Fournituren, Kleinvak & Huishoudelijk Gemak) en primeur, Nellie Daas bleek een dochter te hebben.
We bezochten de kerk waarin het leven van priester Damiaan herdacht en verbeeld werd. Hij gaf zijn leven. En waardoor iemand geëmotioneerd werd, tranen, tranen.
In een nis zag je een man door een knie gaan, je dacht even, wat doet hij nou, maar toen zag je dat hij een kruis sloeg, en op stond. En wat een fantastische kapel ook in die kerk waar hij dat deed: een wand, helemaal met rode kaarsen belicht, betoverend.
Ga je naar Leuven, dan ga je naar De Vaartkom, het oude industriële gebied dat her ontwikkeld werd: woningen, horeca, toerisme en cultuur en kunst. Dus wij gingen ook naar de vaartkom. (en we kwamen eruit met een kunstwerk, ik verklap het einde maar al vast). Want we kwamen Nella tegen, kunstenares Nella Bellinzoni. Van origine Italiaans, gewerkt in Frankrijk, gewerkt in Engeland, nu woont en werkt en exposeert ze in Leuven. En heeft ze dus een werk van haar verkocht aan ons: een rouwende, treurende engel, haar vleugels gemaakt van de lipjes van frisdrank- en bierblikjes. Dat liet je niet onberoerd.
Grenzend aan het kanaal van de Vaartkom, je moet daartoe wel enige trappen op die daar uitgehouwen zijn, is de hooggelegen Abdij Keizersberg, met een prachtig uitzicht over de stad Leuven. En alsof het niet hoog genoeg is, staat daar ook een stenen Maria, van 15 meter hoog, dat is inclusief sokkel, best wel een tikje intimiderend, dat je je klein voelt. En alsof dat al niet genoeg was, bevindt zicht in de schaduw van dit Mariabeeld een begraafplaatsje van de monniken, simpele houten kruisen, een beetje verzakt, een enkel zonder dwarshout, zonder marmer of jaartal, in het gras, in de stilte.
We hadden een lijstje gemaakt toen we naar Leuven gingen: dit wilden we zien. Hier wilden we heen. Daar wilden we wat drinken, daar wat eten, en dat moesten we beslist zien. En, nu een week later, zie ik dat we bijna alles hebben afgevinkt. Dat kan hier: veel te zien, maar toch op een relatief compacte oppervlakte. Een van de ‘dingen’ cafés, die je moest zien in Leuven, dat was café Commerce, vanwege de authenticiteit. En dat klopte wel. Aan het tafeltje naast ons zaten twee oudere mannen zwijgend tegenover elkaar, met de pet op en de jas aan, met alleen hun glazen als verbindend element. Helaas zat twee tafels verderop een jong Amerikaans stel luidruchtig een partijtje kaart te spelen. Zucht. Fuck de globalisering, denk je dan.
De spiegel van de badkamer in het hotel had een ringverlichting rond (duh) de spiegel, zodat een lichtend rondje jouw pupil ook biologerend omlijste.
Leuven heeft ook een museum. En wat doe je op een zondag immers, dan ga je naar het museum. Een leuk museum met bijzonderheid dat uitgerekend die zondag er enkele performances te zien waren. En wanneer zie je nou een performance? Schilderijen, sculpturen, video’s, tekeningen, etsen – maar performances?
Hier, in Museum M, waren ze op video te zien en in het echt, gauw een stoeltje zoeken, ze gaan zo beginnen.
De belangstelling viel niet tegen. Als ik zo om heen keek, telde in zo’n 50 mensen, de meeste oud, wit, grijs, kaal - maar er waren ook enkele jonge ouders met hun kinderen. We konden beginnen.
Drie Italiaanse performance kunstenaressen bewogen en dansten tussen de sculpturen van Ana Mazzei door. Wat zou er gaan gebeuren, wat stond ons te wachten?
De drie kunstenaars hadden zich gestoken in een lila, rood, en een groen gestreept pak. En nummer drie was onherkenbaar, want masker. dansten en bewogen tussen en om de sculpturen van Ana Mazzei. Alles in stilte, woordloos. Ze knipten ritmisch met hun vingers, wij, het publiek, knipten ritmisch met de vingers. Ze bewogen synchroon.
De gemaskerde van het drietal hield de woorden Gall, Persue, Martyrdom en Memory omhoog. De voorstelling was een verwijzing naar het schilderij ‘De Marteling van Sint Kwinten.’ Maar ook hier was het geweld tegen vrouwen niet ver weg, femicide. We hadden het al op de schilderijen in de Sint Pieters Kerk gezien, gruwelen.
Op het Ladeuzeplein keken we nog omhoog naar de reuze kever van Jan Fabre. Alleen, ik dacht: een insect aan een naald prikken, waar slaat dat op? Van de kastjes die ik ken waarin vlinders, bijen, kevers per verzameling vastgeprikt achter glas zitten, zitten ze met een speld vastgeprikt, niet met een naald.
Leuven, moet ik nog naar de universiteitsbibliotheek? En daar de toren beklimmen? Ja, we heben de wenteltrap gedaan, het uitzicht gezien. Moet ik nog naar boekhandel Boekarest? Okay, doen we. Kruidtuin, check, tuinman gesproken. Begijnhof ook bezocht ('Voor een Begijnhof groot en klein, moet je in Leuven zijn'). Leuven, bedankt, maar we moeten gaan.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten