We waren aanwezig bij een
plechtigheid
waar we, denk ik, niet echt bij
uitgenodigd waren.
We hielden ons stilletjes op
de achtergrond,
in deze kerk, in deze crypte,
bij deze priester
en bij dit kind. Er waren
kostuums, er was goud,
er was licht – we hielden ons
stil. Er klonk niets.
In de plantenbakken en in de
vensterbanken
trof je ’s ochtends de glazen
van de cafégangers
van de avond ervoor – ze hadden
geen idee.
Wij hadden de avond ervoor
bij onze moeder
gezeten, gezeten, niet
gewaakt. Wij waren bezorgd,
maar we bestelden onze patat, en
we lieten onze
kroketten walmen, terwijl
onze moeder, stil, haar
laatste nacht inzeilde. En
wij maar praten over
begrafenis dit en dood dat,
en de patat was wee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten