Vijfenzeventig euro heb ik
ervoor betaald (inclusief verzending), een hoop geld voor een relatief dun
fotoboek, maar ik ben er erg blij mee. (Bovendien: als ik het perse goedkoper had
willen aanschaffen, dan had ik wel ‘ns wat eerder in actie mogen komen, voor
de dood van Martin Parr).
Maar wat een mooi boek is
dit. Elke plaat schittert je tegemoet. Martin flitste. Hij verstopte zich niet
als fotograaf, hij was geen vlieg aan de muur, hij was de fotograaf in de
kamer. Hij was de fotograaf op het strand, op de boulevard, in de snackbar. Hoe
deed hij dat, dat hij daar gewoon kon fotograferen, flitsen, kwam hij zo
vertrouwenwekkend over? Of was men daar in New Brighton gewoon heel relaxed?
Het was lastig om een keuze te maken, maar het is
bovenstaande foto geworden, vanwege de tragiek, de rommel, het licht, de
compositie, de vergeefsheid – en ondanks dat, de overrompelende schoonheid.
Laatst fietste ik van Arnhem
naar Deventer, en had muziek op mijn oren. Ja, ik weet het, als je over de
Veluwe fietst, over de heidevlaktes kijkt, het geruis
van de krakende schelpjes onder je banden hoort, de stilte haast voelt,
dan is het haast een daad van arrogantie om te fietsen met oortjes in. Heb je
niet genoeg aan de natuur, gast, moet er weer iets meer bij?
Nee, helemaal gelijk, klopt.
Maar, ik heb deze route zo vaak gefietst, in beide richtingen, dus ik dacht,
een keer met oortjes op, dat moet kunnen. Dus daar zoefde ik, met Leonard’s
Cohen So long Marianne.
Gaaf, waar kwam die ineens
vandaan? Dat nummer had ik in geen, wat zal het zijn, een jaar of veertig
gehoord? Maar ik kende het wel. Ik kende het zelf goed, want de elpee waar dit
nummer op staat, die stond vroeger in het huis van mijn ouders. Was die plaat
met die lichtgele hoes door mijn vader of mijn moeder het huis binnen gekomen,
of was tie door mijn zus gekocht? Ik weet het niet. Ik kon het zo meezingen in
ieder geval, ik kende de tekst nog. Dus ik zingzegde met Cohen mee, toch geen
mens te zien. Wie weet hield ik zo ook wel een wolf op afstand.
Ik had So long Marianne dus lang niet gehoord, en wat viel met het eerste op? Dat de dames van het
achtergrondkoortje zo schril en schetterend schel zingen, verschrikkelijk
eigenlijk, ik schrok er van – of eigenlijk moest ik er om grinniken: dit vond
men vroeger dus goed, wat een bleke uh, soul.
En ik had ineens de
associatie met Armand, zo zong Armand ook, op deze manier. Dat ik dat
vroeger nooit zo hoorde. Armand moet deze plaat ook beluisterd hebben, kan niet
anders.
En dan is er de tekst. Die
hoor ik natuurlijk ook, want Leonard Cohen is behalve singer-songwriter, bard,
ook dichter. Meneer kiest en plaatst zijn woorden
I forget to pray for the
angels. And then the angels forget
to pray for me
Die trof me wel, ik vergat er
haast door te schakelen toen het fietspad omhoog ging. Goeie tekst, engelen die nalaten voor jou te
bidden. Maar, dacht ik, had Cohen dan wat om over te klagen? Want inmiddels heb
ik me in het nummer verdiept (ik ben nu, als ik dit schrijf thuis, beste lezer)
en Leonard Cohen ontmoette Marianne in 1960 op het Griekse eiland Hydra.
Marianne was net verlaten door haar Noorse man. Leonard en Marianne kregen een
relatie. ‘Ze was de mooiste vrouw die ik ooit had gezien’, schijnt
Leonard Cohen gezegd te hebben. Als je dat wilt checken, een foto van haar staat
op de achterkant van Cohens album Songs from a room. Daar zit ze achter
een typemachine.
We met when we were
allmost young.Die formulering viel mij op, toen we nog bijna jong
waren. Die snap ik wel. Lastig te vertalen, toen we bijna jong waren:
vanaf welke kant benader je dat dan?
You held on to me like I was a crucifix. Deze
vind ik al wat lastiger. Hoe hou je je aan iemand vast als was hij een
kruisbeeld. Daar zou ik toch graag een tekening bij zien: hoe hou je iemand als
een kruisbeeld vast? Hartstochtelijk? Bij zijn kruis? Curieuze metafoor.
Ik kijk omhoog, logisch, want ik sta bij de brandtoren op het Rozendaalse
Veld. Ik was hier graag ingeklommen om deze song ‘ns van grote hoogte te
beluisteren. Maar dat kan niet: er is een slot, er zijn belemmeringen
aangebracht. Ik fiets verder.
As we went kneeling through the dark – nee,
geen idee wat dat knielend geschuifel in het duister te betekenen heeft.
Marianne en Leonard verhuisden naar Montreal en woonden ook in New York en ook
weer op Hydra. Hun relatie was niet altijd even stabiel. En daarna
waren ze ook niet meer echt samen. Zij
kreeg andere relaties, en Cohen ook. En Marianne woonde weer in Oslo. En Cohen
in Canada. Maar de herinnering blijft, zou ik haast Ben Cramer citeren (aan
die clown met zijn lach).
Your letters they all say that you're beside me
now
Then why do I feel alone
I see you've gone and changed your name again.
En dat leverde een eigenlijk wat sentimenteel lied op, over een romantische liefde,
die misschien wat minder rommeligheid
had verdiend. Maar zo ging het, met een schril, schel schetterend koortje erbij.
Het is al meer dan veertig
jaar geleden, Remco, meneer Campert, Dichter, dat je het gedicht over Richard Brautigam
schreef. Een hard gedicht, maar het
moest geschreven, het moest je van het hart.
Mij bleef altijd bij, de openingszin:
Europa is dood Jullie genen zijn
verbruikt.
Je citeerde uit een
ontmoeting die je met je collega had. En die was niet gezellig, die
ontmoeting in die pizzeria emoties, zware woorden. Brautigam was de Amerikaan, Jjj de (woedende) Europeaan (die nog maar net het woord
fascisme wist te vermijden) de drank
deed de rest.
Zoals je schrijft in je gedicht:
Paar maanden later schiet hij zich voor zijn harige kop. een radeloze man vol onverbruikte genen
Ik kom hierop, vandaag door
wat ik las: de meningen van Poetin en
Trump over Europa: geen partij,
geen gewicht in de schaal, (overOekraïne hebben we het hier) niet interessant,
houden we geen rekening mee, hebben hun genen radeloos verbruikt. (En dat lezen doet wel pijn).
Maar liefst heb ik natuurlijk, dat dit gedicht eindigt met een
knal: Poetin die zich voor zijn kop
schiet.
Salman Rushdie heeft een
nieuw boek, De Levensavond, uitgeverij Pluim. En het wordt besproken in Trouw. Geïnteresseerd
begon ik met de recensie. Maar in de tweede alinea bleef ik steken bij: De
werkelijkheid was te indringend: een man stak hem 15 keer met een mes. Rushdie
verloor een oog en balanceerde op het randje tussen leven en dood.
Heftig, denk je dan. Door een
man met een mes in je oog gestoken te worden als je een lezing wilt geven,
zomaar, door een man. Het zal je maar gebeuren. Maar hoe groot is die kans?
Op 12 augustus 2022 stak Ahadi
Matar, een Amerikaan van Libanese afkomst, een moslim, die zei dat hij
Rushdie geen goed mens vond, en dat hij, Rushdie dus, de Islam aanviel. Vandaar
zijn aanval met het mes. Matar werd voor deze religieus gemotiveerde
moordpoging veroordeeld tot 25 jaar cel.
Ayatollah Khomeini noemde Rushdies
boek De Duivelsverzen, godslasterlijk en vaardigde op 14 februari 1989
een fatwa uit:
Rushdie moest vermoord hierom, een doodvonnis dus. Er werd een beloning uitgeloofd. Ahadi Matar had hoogst
waarschijnlijk het boek Duivelsverzen niet gelezen, maar met een mes op een
schrijver inhakken, in hals, gezicht en buik, dat vond hij wel een goed idee.
Dus. Werd Salman Rushdie 15
keer in gezicht, hals en buik gestoken door zomaar een man, of was het
een gerichte aanval van een moslim extremist die een wit voetje in het hiernamaals
of een financiële beloning in het nu wilde halen?
Etty, je hebt hier gelopen,
gewandeld, dat kan niet anders. Je keek naar de IJssel, je
keek naar de overkant, Je keek naar de verte, je
keek naar het plaveisel, Je keek naar je wandelgezelschap:
je wandelde hier. Misschien keek je wel in een
boek of dichtbundel, terwijl je wandelde, verdiept (Etty,
mocht dat zo zijn, iedereen loopt tegenwoordig
zo, het hoofd gebogen).
Etty, mocht je nu nog leven,
je weet niet wat je meemaakt: Er komt een film over je, er
zijn actrices die je spelen, Etty, je leeft, ook al maak
je dat zelf niet meer mee. Er wordt een dramaserie over
je gemaakt. (Maar, als ik de huidige woke
tijd zo bekijk, dan rook je niet: je sigaret
wordt uit je hand gewist. Je moest perfect, jemoest een heilige. Maar Etty, dat maakt mij allemaal
niet uit). Je leeft: je portret staat hier op
een muur. Je boeken staan bij mij in de kast. Ik had je graag ontmoet, ik
woonde om de hoek. Waar zouden we het over
hebben gehad, Misschien zou je me
schrijven, En ik jou, en dat doe ik nu,
vandaag, Dag Etty, ik denk aan je.